ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2555
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak bijstandfraude na terugkomen op verklaringen medeverdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van bijstandfraude, waarbij hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 november 2005 en van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 valse verklaringen zou hebben afgelegd op formulieren van de gemeente. De medeverdachte, die aanvankelijk belastende verklaringen had afgelegd, kwam tijdens de zitting terug op deze verklaringen. Het hof oordeelde dat er geen andere bewijsmiddelen waren die de tenlastelegging konden onderbouwen, waardoor de verdachte niet buiten redelijke twijfel kon worden beschuldigd van de feiten.
Het hof heeft ook het Salduz-verweer van de raadsvrouw van de medeverdachte in overweging genomen. Dit verweer hield in dat de medeverdachte niet op haar recht was gewezen om een advocaat te consulteren tijdens haar verhoor. Het hof concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachte, die na haar aanhouding waren afgelegd, uitgesloten moesten worden van het bewijs. Desondanks oordeelde het hof dat deze verklaringen niet volledig irrelevant waren voor de zaak van de verdachte, maar dat er met de nodige voorzichtigheid mee omgegaan moest worden.
Uiteindelijk kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E. de Witt, met de raadsheren mr. O. Anjewierden en mr. E. Pennink.