ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2480

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002841-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling tot werkstraf voor mishandeling in discotheek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling, gepleegd op 27 december 2008 in discotheek [bedrijf]. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij in vereniging geweld had gepleegd. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling van [benadeelde 2], waarbij hij deze persoon driemaal in het gezicht heeft geslagen. Het hof heeft geoordeeld dat dit handelen de lichamelijke integriteit van [benadeelde 2] heeft geschonden en bijgedragen heeft aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De vordering van [benadeelde 1] tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van [benadeelde 2] tot een bedrag van EUR 502,40 is toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft de beslissing genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002841-09
Uitspraak d.d.: 20 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 28 oktober 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake hiervan tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De vordering strekt voorts tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 502,40, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.Chr. de Roos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 december 2008, te [plaats], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten discotheek [bedrijf], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) genaamd [benadeelde 1] en/of [getuige] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het ten val brengen en/of slaan en/of met geschoeide voet trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde 1] en/of die [getuige] en/of die [benadeelde 2], zulks terwijl zij daarbij (deels) op de grond lagen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2008, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en), te weten [benadeelde 1] en/of [getuige] en/of [benadeelde 2] ten val heeft gebracht en/of heeft geslagen en/of met geschoeide voet heeft getrapt tegen het hoofd en/of het lichaam, zulks terwijl zij daarbij (deels) op de grond lagen waardoor voornoemde [benadeelde 1] en/of [getuige] en/of [benadeelde 2], letsel hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft met de rechtbank en de verdediging, op grond van wettige bewijsmiddelen, niet de overtuiging bekomen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. In het bijzonder ontbreekt bewijs daarvoor dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd. Dat - zoals kan worden bewezen - verdachte geweld heeft gepleegd tegen een persoon terwijl anderen op dat moment tegen andere personen geweld pleegden, is daarvoor onvoldoende. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 27 december 2008, te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [benadeelde 2], tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde 2] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 december 2008 in discotheek [bedrijf] gemengd in een conflict, waarin hij niets te zoeken had. Daarop heeft hij [benadeelde 2] driemaal in het gezicht geslagen. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [benadeelde 2] geschonden. Zijn handelen heeft bovendien bijgedragen aan de versterking van gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name van het uitgaanspubliek.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2011. Daaruit is gebleken dat verdachte in 2005 ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld. Het hof acht dat feit, in aanmerking genomen de ernst daarvan zoals ter terechtzitting van het hof is gebleken, voor de strafoplegging hier niet relevant.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof voorts een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 31 augustus 2009 in aanmerking genomen. Uit dit rapport volgt dat de recidivekans als laag wordt ingeschat.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf niet noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden is. Het hof heeft bij dit oordeel tevens rekening gehouden met het tijdsverloop, in die zin dat het al geruime tijd geleden is dat het strafbare feit zich heeft voorgedaan en is niet gebleken van strafrechtelijke incidenten nadien.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 13.424,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de door [benadeelde 1] gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 502,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door verdachte niet voldoende weersproken. Verdachte is daarom tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 2] terzake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 502,40 (vijfhonderdtwee euro en veertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 502,40 (vijfhonderdtwee euro en veertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. J.J. Beswerda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 20 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.M. van Schuijlenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.