ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2474

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000033-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen van 24 december 2008. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling, nadat hij op 16 april 2008 in [plaats] [slachtoffer] met een mes had gestoken. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zich en zijn partner wilde verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de steekpartij zich in een situatie bevond waarin hij zich bedreigd voelde. De verdachte had geprobeerd de situatie te de-escaleren, maar [slachtoffer] bleef agressief en vernielde de deur van de slaapkamer waar verdachte en zijn partner zich bevonden. Toen [slachtoffer] met een marmeren plaat dreigde, heeft de verdachte hem gestoken. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte proportioneel waren en dat hij zich mocht verdedigen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het beroep op noodweer slaagde.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000033-10
Uitspraak d.d.: 20 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 24 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en veroordeling ter zake hiervan tot een gevangenisstraf van 12 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.S. de Groene, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de maag en/of de voorzijde van een schoudergewricht en/of de linker onderarm en/of de duimmuis links en/of de rechterhand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de maag en/of de voorzijde van een schoudergewricht en/of de linker onderarm en/of de duimmuis links en/of de rechterhand, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, althans getroffen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Verdachte wordt primair poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling ten laste gelegd.
Dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken en dat [slachtoffer] daardoor letsel heeft bekomen, staat niet ter discussie.
Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen de dood zou intreden. In dit verband stelt het hof vast dat de letselverklaring van Hulpverleningsdienst Groningen van 20 mei 2008 onvoldoende specifiek is ten aanzien van de vraag of vitale lichaamsdelen geraakt hadden kunnen worden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het hof merkt overigens nog op dat de letselverklaring geen rechtstreekse bron betreft. De in de verklaring door de coördinerend forensisch arts opgesomde letsels zijn niet zelf door haar waargenomen, maar betreffen een opgevraagd overzicht van de medische informatie over [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 16 april 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de maag en de voorzijde van een schoudergewricht en de linker onderarm en de duimmuis links en de rechterhand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, op grond waarvan hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het bewezen verklaarde feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, gaat het hof uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
In de vroege ochtend van 16 april 2008 bevond [slachtoffer] zich bij de woning van verdachte en diens partner [partner van verdachte]. [slachtoffer] verkeerde op dat moment onder invloed van verdovende middelen. Hij was boos en opgefokt. Hij heeft de ruit van de voordeur van de woning vernield en is vervolgens weggegaan. Korte tijd later kwam [slachtoffer] weer terug. [slachtoffer] was op dat moment kalm en verdachte deed de deur voor hem open en liet hem binnen. Eenmaal binnen ontstond een discussie tussen verdachte en [slachtoffer]. [slachtoffer] raakte weer opgefokt en verdachte probeerde hem te kalmeren. Toen [slachtoffer] verdachtes partner [partner van verdachte] boven bij de trap zag, ontstak hij in woede. [slachtoffer] wilde naar boven en verdachte probeerde hem tegen te houden. Verdachte is, terwijl [slachtoffer] achter hem aan kwam, achteruit lopend de trap opgelopen en heeft zich uiteindelijk bij zijn partner in de slaapkamer verschanst. [slachtoffer] heeft vervolgens gescholden en heeft geweld tegen de slaapkamerdeur uitgeoefend. De slaapkamerdeur is uiteindelijk door hem vernield, zodat [slachtoffer] toegang had tot de slaapkamer waarin verdachte en [partner van verdachte] zich bevonden. [slachtoffer] had een marmeren plaat in handen die hij op schouderhoogte hield en waarmee hij een beweging maakte alsof hij met die plaat wilde slaan. Verdachte heeft daarop een in de slaapkamer aanwezig mes gepakt en heeft [slachtoffer] op de grens tussen de overloop en de slaapkamer gestoken, met het in de tenlastelegging genoemde letsel tot gevolg. Vervolgens is [slachtoffer] weggegaan.
Op grond van de feitelijke gang van zaken acht het hof aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte en [partner van verdachte], waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De handelingen van verdachte worden in de bovengenoemde omstandigheden proportioneel geacht en gerechtvaardigd door de omstandigheden. Het beroep op noodweer slaagt en verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het primair bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 20 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.M. van Schuijlenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.