Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002180-09
Uitspraak d.d.: 20 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 31 augustus 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
verdachte op of omstreeks 10 april 2009, in de gemeente [gemeente], een vuurwapen van categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Colt 45 Mk4), voorhanden heeft gehad.
feit 2:
verdachte op of omstreeks 10 april 2009, in de gemeente [gemeente] (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
feit 3:
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 10 april 2009, in de gemeente [gemeente]. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of die mededader(s), waarbij verdachte en/of die mededader(s) zich (telkens) de toegang tot die plaats des rnisdrijfs heeft/hebben verschaft en/of voormeld(e) elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel.
feit 4:
verdachte op verschillende tijdstippen. althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 10 april 2009, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen. (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep (en aantal hennepplanten), zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
verdachte op 10 april 2009, in de gemeente [gemeente], een vuurwapen van categorie III, onder 1º, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (Colt 45 Mk4), voorhanden heeft gehad.
feit 2:
verdachte op 10 april 2009, in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie II, onder 5°, van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
feit 3:
verdachte in de periode van 1 december 2008 tot en met 10 april 2009, in de gemeente [gemeente]. met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan een ander dan verdachte, waarbij verdachte voormelde elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
feit 4:
verdachte in de periode van 1 april 2008 tot en met 10 april 2009, in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft daarmee een stof geproduceerd die, wanneer deze in het maatschappelijk verkeer wordt gebracht, schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. Verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen.
Bovendien heeft verdachte door met de elektriciteitsmeter te knoeien op illegale wijze elektriciteit weggenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. Het op deze wijze betrekken van elektriciteit is ook maatschappelijk gezien zeer laakbaar, onder meer vanwege het gevaar van het ontstaan van brand.
Daarnaast bleek verdachte ook nog diverse verboden wapens voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en leidt tot onveiligheid in de maatschappij. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 mei 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld, onder meer ter zake van soortgelijke strafbare feiten als feit 3 (diefstal) en feit 4 (hennepteelt).
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, met name uit het pleidooi van de raadsman.
Het hof ziet - anders dan de advocaat-generaal - geen overwegende bezwaren tegen oplegging van een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf.
Uit bovenbedoeld uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte sinds het plegen van de thans aan de orde zijnde strafbare feiten - welke feiten zich hebben afgespeeld in april 2009 - niet meer is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit. Het hof acht aannemelijk dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven, en wil hem een kans geven daarin te volharden.
Gelet op het vorenstaande en mede bezien vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding, kan ter bestraffing van het plegen van de bewezen verklaarde feiten naar het oordeel van het hof worden volstaan met het opleggen van een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van hierna te noemen duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland, bureau Assen en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. F.W.J. den Ottolander, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. J. Dolfing en F.W.J. den Ottolander zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.