Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002610-09
Uitspraak d.d.: 19 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 5 oktober 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. B. Klunder, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2009 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht heeft gegrepen en/of (vervolgens) met (een) vinger(s)/hand (in/aan het oog) heeft geprikt/gestoken, althans geraakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2009 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], in het gezicht heeft gegrepen en (vervolgens) met een vinger in het oog heeft geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 19 augustus 2009 [slachtoffer] mishandeld door hem met zijn handen in het gezicht te grijpen waarbij verdachte met zijn vinger in het oog van die [slachtoffer] heeft geprikt. Verdachte heeft dit gedaan omdat hij naar zijn mening door deze medewerker van de supermarkt [bedrijf] onheus werd bejegend. Als gevolg van deze mishandeling heeft [slachtoffer] een pijnlijk oog en schrammen in het gezicht opgelopen. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden.
Het hof heeft gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 augustus 2009. Daaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het plegen van dit feit voor geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen. Deze veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Gezien het hiervoor genoemde uittreksel is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch en mr. Hielkema, beiden voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.