Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001565-09
Uitspraak d.d.: 19 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 15 juni 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van één week onvoorwaardelijk en volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. E.P. Groot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 november 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde] (agente bij de Regiopolitie Groningen), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kutwijf" en/of "hoer" en/of "kutwijf steek die gordel in je kut" en/of "oud wijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of door een of meer feitelijkheden heeft beledigd, door in het gezicht van voornoemde ambtenaar te spugen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 november 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde] agente, bij de Regiopolitie Groningen, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kutwijf" en "hoer" en "kutwijf steek die gordel in je kut" en "oud wijf" en door een feitelijkheid heeft beledigd, door in het gezicht van voornoemde ambtenaar te spugen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een politiefunctionaris door in haar tegenwoordigheid beledigende woorden te uiten en door haar in haar gezicht te spugen. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze politiefunctionaris, heeft het gezag van de politie ondermijnd en de agente in haar eer en goede naam aangetast. Voorts kan met name het spugen in iemands gezicht als buitengewoon respectloos en zelfs vernederend worden aangemerkt.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
Uit het dossier blijkt dat verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie heeft aangegeven dat hij zo heeft gehandeld vanwege het feit dat zijn moeder - met wie verdachte sinds lange tijd weer contact had - mogelijk zou kunnen zien dat hij werd aangehouden en hij niet wilde dat zij dit zou zien.
Tevens blijkt uit de vordering van de benadeelde partij dat verdachte tweemaal zijn excuus heeft aangeboden aan de betreffende politiefunctionaris. Hoewel het hof van mening is dat gezien het hiervoor genoemde uittreksel in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd - passend en geboden is, ziet het hof toch aanleiding hier in het voordeel van verdachte vanaf te wijken.
Het hof zal in plaats van de gevangenisstraf een werkstraf opleggen van na te melden duur. Aangezien een werkstraf als een mildere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf is te beschouwen, zal de duur van de op te leggen werkstraf - gerekend naar de vaste omrekenmaatstaven - langer zijn dan de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 300,00 (driehonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 300,00 (driehonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch en mr. Hielkema, beiden voornoemd, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.