ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1703

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.292/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep gesloten plaatsing minderjarige zonder belanghebbendheid moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gesloten plaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De moeder van [kind] heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Groningen van 30 maart 2011 te vernietigen, waarin een machtiging tot gesloten plaatsing was verleend aan Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ). De moeder was ontheven van het gezag over [kind] en had hem niet verzorgd of opgevoed, wat leidde tot de vraag of zij als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De kinderrechter had eerder op 30 maart 2011 besloten dat [kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg geplaatst zou worden, met een machtiging die geldig was tot 30 september 2011. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.Tj. van Dalen, heeft op 10 mei 2011 hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 juni 2011 was de moeder niet aanwezig, maar haar kantoorgenoot mr. M.E. Derix heeft het woord gevoerd. BJZ heeft het verzoek van de moeder bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet met het gezag over [kind] is belast en dat [kind] niet door haar wordt verzorgd. Hierdoor concludeert het hof dat de moeder niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. De beslissing van de rechtbank heeft geen rechtstreekse gevolgen voor haar rechten en verplichtingen. Het hof heeft daarom de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De uitspraak is gedaan door mrs. M.P. den Hollander, A.W. Beversluis en Th.P.M. Moons, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 juni 2011
Zaaknummer 200.087.292
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.Tj. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
Bureau Jeugdzorg Groningen,
kantoorhoudende te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ,
Belanghebbenden:
1. [kind],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
hierna te noemen: [kind],
advocaat mr. R.F.M. Mullaart, kantoorhoudende te Groningen,
2. [vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
3. [pleegouders],
wonende te Wildervank,
hierna te noemen: de pleegouders.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 30 maart 2011 heeft de kinderrechter in de rechtbank Groningen aan BJZ een machtiging verleend om de minderjarige [kind], geboren [in 1995], in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te plaatsen met ingang van 30 maart 2011 tot 30 september 2011.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 10 mei 2011, heeft de moeder verzocht de beschikking van 30 maart 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende alsnog het inleidend verzoek van BJZ af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 7 juni 2011, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het door de moeder ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
10 juni 2011 met bijlagen van mr. Van Dalen.
Van [kind] is op 31 mei 2011 een brief ingekomen ter griffie van het hof, waarin hij aangeeft met de rechter te willen praten.
Op 16 juni 2011 is [kind], in aanwezigheid van zijn raadsman mr. Mullaart, (apart) gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 16 juni 2011 is de zaak behandeld. Hoewel behoorlijk opgeroepen is de moeder niet verschenen. Ter zitting heeft mr. M.E. Derix (kantoorgenoot van
mr. Van Dalen) namens de moeder het woord gevoerd. Namens BJZ is mevrouw Kraaijeveld verschenen. Daarnaast zijn [kind], bijgestaan door mr. Mullaart, en de pleegmoeder verschenen. De vader is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting verschenen.
BJZ heeft, op verzoek van mr. Mullaart, ter terechtzitting in hoger beroep nog een verslag van de voortgangsbespreking van 8 juni 2011 overgelegd. Mr. Derix heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. [kind] is bij beschikking van 18 mei 2005 onder toezicht van BJZ gesteld. Bij beschikking van 23 november 2006 is een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Sindsdien zijn de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing telkens verlengd.
2. BJZ heeft de kinderrechter - bij inleidend verzoek van 22 maart 2011 - verzocht een machtiging tot plaatsing van [kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van zes maanden. [kind] verblijft thans in [verblijfplaats]. [kind] verbleef, alvorens hij door middel van de machtiging gesloten plaatsing in [verblijfplaats] werd geplaatst, lange tijd bij de pleegouders.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kinderrechter beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de moeder richt zich tegen deze beslissing.
De overwegingen
4. De moeder is op 10 mei 2011 in hoger beroep gekomen tegen de verlening van een machtiging om [kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te plaatsen. Echter, de moeder is bij beschikking van de rechtbank Groningen van
13 april 2010 - welke uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - ontheven van het ouderlijk gezag over [kind]. Deze beschikking is door dit hof bekrachtigd bij beschikking van 19 april 2011.
5. Het hof is van oordeel dat, nu de moeder niet met het gezag over [kind] is belast en [kind] evenmin door de moeder wordt verzorgd en opgevoed als een kind behorende tot haar gezin, de moeder niet is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv. De beslissing betreffende de machtiging tot gesloten plaatsing heeft immers geen rechtstreekse betrekking op haar rechten en verplichtingen.
6. Gelet op het vorenstaande kan de moeder, naar het oordeel van het hof, niet in het door haar ingestelde hoger beroep worden ontvangen. Ter zitting is niet gesteld of gebleken dat de omstandigheden thans anders zijn, zodat de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Groningen van 30 maart 2011.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter, A.W. Beversluis en Th.P.M. Moons, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 juni 2011 in bijzijn van de griffier.