Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001193-08
Uitspraak d.d.: 14 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 14 april 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
ingeschreven en uit anderen hoofde verblijvende te[verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 augustus 2010 en 30 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 3 (één diefstal) ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van gelijke duur als het voorarrest, te weten 105 dagen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen -vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij, op of omstreeks 18 december 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een aan de [adres] gelegen bedrijfsterrein weg te nemen een hoeveelheid metaal/staal, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfsterrein te verschaffen en/of die/dat weg te nemen metaal/staal onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, over het toegangshek van dat terrein is geklommen en/of (daarna) een metalen/stalen plaat richting het toegangshek heeft gerold/gebracht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 3:
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 30 november 2007 tot en met 10 december 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een aan de [adres] gelegen bedrijfsterrein heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en)(roestvrij)staal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij, op 18 december 2007, te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een aan de [adres] gelegen bedrijfsterrein weg te nemen een hoeveelheid metaal/staal, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfsterrein te verschaffen door middel van inklimming, over het toegangshek van dat terrein is geklommen en daarna een metalen/stalen plaat richting het toegangshek heeft gerold, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 3:
hij, op 6 december 2007, te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een aan de [adres] gelegen bedrijfsterrein heeft weggenomen een hoeveelheid staal, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 6 december 2007 heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een hoeveelheid staal van een bedrijfsterrein. Korte tijd daarna, op 18 december 2007, heeft verdachte nogmaals gepoogd staal/metaal van hetzelfde bedrijfsterrein te stelen. Deze diefstal is niet voltooid omdat hij op heterdaad werd betrapt door medewerkers van een beveiligingsbedrijf. Verdachte heeft kennelijk alleen gehandeld vanuit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin en heeft geen respect getoond voor de eigendomsrechten van een ander.
Ten nadele van verdachte spreekt dat uit een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 28 april 2011 blijkt dat hij in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) vermogensdelicten. De straffen die verdachte in dat kader zijn opgelegd, waaronder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof
- overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen - gelijk aan de duur van het voorarrest - passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 14.501,65. De benadeelde partij heeft gesteld deze schade te hebben geleden als gevolg van een aantal diefstallen in haar bedrijf. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 2 primair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 (honderdvijf) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.N. Roes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 14 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.N. Roes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.