ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1534

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002331-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een vuurwapen en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag na een schietincident op 16 mei 2010, waarbij hij een pistool op de aangever richtte en meerdere keren afvuurde. De feiten zijn als volgt: na een avond in een café verlieten de verdachte en de aangever samen het café en gingen naar de woning van de verdachte. Daar toonde de verdachte een geladen pistool aan de aangever en richtte dit vervolgens op hem, waarbij een kogel werd afgevuurd die de aangever in het gezicht raakte. De aangever liep hierdoor ernstig letsel op, waaronder een verbrijzelde kaak, en moest operatief worden behandeld. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. Het hof oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel, aangezien de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen. De verdediging voerde aan dat het een ongeluk was, maar het hof verwierp deze stelling. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van EUR 3.158,70. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het subsidiair bewezen verklaarde werd gekwalificeerd als poging tot doodslag.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002331-10
Uitspraak d.d.: 14 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van
21 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 januari 2011, 7 april 2011 en 30 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot een veroordeling van verdachte ter zake het hem onder subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer respectievelijk teruggave van een aantal in beslag genomen voorwerpen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Keuning, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
[benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een pistool heeft gericht op die [benadeelde] en meermalen een kogel heeft afgevuurd op die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet een pistool heeft gericht op die [benadeelde] en meermalen een kogel heeft afgevuurd op die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gezichtsletsel en/of hoorschade) heeft toegebracht, door opzettelijk, meermalen, een kogel in de richting van die [benadeelde] af te vuren;
meer meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een pistool, althans een wapen, heeft gericht op die [benadeelde] en meermalen een kogel heeft afgevuurd op die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een pistool, althans een wapen heeft gericht op [benadeelde] en/of dit wapen meermalen heeft afgevuurd, althans af doen gaan, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel (te weten gezichtsletsel en/of hoorschade) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt in verschillende strafrechtelijke varianten verweten - kort gezegd - dat hij, door een pistool in de richting van aangever [benadeelde] af te vuren, [benadeelde] al dan niet opzettelijk ernstig letsel in het gezicht heet toegebracht.
Vaststelling van de feitelijke gang van zaken
Het hof gaat - mede bij de beoordeling van de verweren van de raadsman - uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
In de vroege ochtend van 16 mei 2010 verlieten aangever en verdachte gezamenlijk café [café] in [plaats]. Kort na binnenkomst in verdachtes woning, pakte verdachte een pistool en toonde dat in de keuken aan aangever. Verdachte liet aangever in de slede van het pistool kijken waarin zich een kogel bevond. Verdachte zei daarbij tegen aangever: 'Kijk dan'. Verdachte liet de slede los (verklaring aangever, p. 326: hij klikte het pistool dicht). Verdachte richtte het pistool vervolgens op aangever en haalde de trekker over, waardoor een kogel werd afgevuurd. Aangever en verdachte stonden op dat moment op ongeveer een meter afstand van elkaar. De kogel raakte aangever rechtstreeks in het gezicht. De kogel ging via de linker mondhoek van aangever het gezicht van aangever binnen en verliet het gezicht ter hoogte van de linker kaakhoek. Vervolgens ricocheerde de kogel via het plafond en het raamkozijn naar de vloer. Met een bloedende wond heeft aangever vervolgens buiten de woning van verdachte 112 gebeld en is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. In het ziekenhuis is aangever geopereerd aan de als gevolg van het schot veroorzaakte verbrijzelde kaak.
Uit de opgemaakte letselrapportage van aangever blijkt dat het door de kogel getroffen gebied in het lichaam van aangever, veel kwetsbare structuren bevat. Beschadiging of vernietiging van die structuren had direct of indirect de dood ten gevolge kunnen hebben, aldus [deskundige], de rapporterende forensisch geneeskundige.
(Bewijs)verweren van de raadsman
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde opzettelijke handelen. De raadsman heeft dit betoog gebaseerd op de verklaring van verdachte dat er sprake is geweest van een ongeluk. Verdachte zou namelijk in het bijzijn van aangever de slede van het pistool naar achteren hebben gehaald waarna hij het pistool op de kop heeft gehouden zodat de uit het magazijn naar de kamer geschoven kogel uit het pistool kon vallen en ook is gevallen. Op het moment dat verdachte de trekker heeft overgehaald, waarbij hij overigens nimmer op verdachte heeft gericht maar vlak langs hem, verkeerde verdachte derhalve in de veronderstelling dat er geen kogel zou worden afgevuurd. De verdediging stelt zich daarenboven op het standpunt dat aangever niet rechtstreeks na het vallen van het schot door de kogel is geraakt, maar nadat de kogel tegen de muur boven het aanrecht was gericocheerd. Hetgeen aangever omtrent vorenstaande (anders) heeft verklaard dient als niet betrouwbaar te worden aangemerkt, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt de door de raadsman gevoerde verweren.
Gezien de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt het hof de door de verdachte gegeven lezing niet. Andere bewijsmiddelen, zoals het NFI-rapport inzake het schotletsel aan aangevers kaak en opgemaakte processen-verbaal sporenonderzoek inzake de reconstructie van het schotbaanonderzoek ondersteunen aangevers verklaringen over de positie van aangever en verdachte tijdens het lossen van het schot en over de wijze waarop en de richting waarin de kogel het lichaam van aangever is binnengedrongen. Deze bewijsmiddelen weerspreken verdachtes lezing daaromtrent. Het hof volgt dan ook aangevers verklaringen over de aanleiding van het schietincident en de door hem weergegeven gang van zaken tijdens dat incident zelf. Omdat aangever na herhaalde ondervragingen - ook bij de rechter-commissaris - niets heeft verklaard over handelingen van verdachte waaruit zou kunnen worden aangeleid dat verdachte zich ervan heeft vergewist dat er zich geen kogel in de kamer van het pistool zou bevinden alvorens hij het pistool op aangever richtte, hecht het hof dan ook geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij dat wel zou hebben gedaan.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een pistool op aangever heeft gericht en een kogel op hem heeft afgevuurd. De volgende vraag is of dat opzettelijk en zelfs met voorbedachten rade is gebeurd.
De aanwezigheid van voorbedachten rade acht het hof - met de advocaat-generaal en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van het hem primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood of zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijke opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de hierboven weergegeven door het hof vastgestelde omstandigheden en uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, terwijl hij wist of moet hebben geweten dat hij een doorgeladen pistool in zijn hand had, daarmee direct op korte afstand op het gezicht van aangever richtte en de kogel afvuurde.
De kans dat daardoor aangever zou komen te overlijden, is naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te noemen.
Verdachtes gedragingen kunnen onder de weergegeven en uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van aangever dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard.
Gelet op vorenstaande zal verdachte worden veroordeeld ter zake het hem onder subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 16 mei 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet een pistool heeft gericht op die [benadeelde] en een kogel heeft afgevuurd op die [benadeelde], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft een geladen pistool in de richting van [benadeelde] afgevuurd. [benadeelde] is zodoende ernstig gewond geraakt aan zijn gezicht. Verdachte heeft zich niet om het slachtoffer bekommerd maar hem hevig bloedend zelf een ambulance laten bellen en hem buiten op straat op de ambulance laten wachten. Wel heeft verdachte zijn huis schoongemaakt en de bloedsporen zoveel mogelijk verwijderd. Ook heeft verdachte ervoor gezorgd dat het pistool werd weggemaakt. Voor het slachtoffer bleek operatief ingrijpen geboden. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat hij het heeft overleefd en dat zijn verwondingen niet ernstiger waren. Er kan geen twijfel over bestaan dat de gebeurtenissen een traumatiserend effect op hem zullen hebben gehad en nog hebben. Verdachte wijst de verantwoordelijkheid voor zijn handelen en de gevolgen daarvan af door te spreken over een "ongelukje" dat iedereen had kunnen overkomen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 31 mei 2011, waaruit blijkt dat eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Dit feit is naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en gevaarzettend geweest, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een substantiële duur geboden is.
Op grond van al het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is het hof van oordeel, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden is, zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof ziet geen aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen.
Beslag
Het door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerp, te weten de munitie, is daarvoor vatbaar. Immers dat voorwerp, dat blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting aan verdachte toebehoort en van zodanige aard is/zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane hiervoor bewezen verklaarde feit aangetroffen, terwijl dat voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van een soortgelijk feit.
Het hof zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen paar schoenen. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave van dit voorwerp.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen, zijnde sporen, zal het hof geen beslissing nemen, nu deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer dan wel teruggave aan verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 3.158,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdediging niet weersproken. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 stuk munitie, voorwerpnummer 66523.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 paar schoenen, kleur blauw, merk Nike, voorwerpnummer 66517.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.158,70 (drieduizend honderdachtenvijftig euro en zeventig cent) bestaande uit EUR 658,70 (zeshonderdachtenvijftig euro en zeventig cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 3.158,70 (drieduizend honderdachtenvijftig euro en zeventig cent) bestaande uit EUR 658,70 (zeshonderdachtenvijftig euro en zeventig cent) materiële schade en EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 (eenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra, griffier,
en op 14 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hielkema voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.