ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1208

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002957-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats toegankelijk voor minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte werd beschuldigd van schennis van de eerbaarheid op een niet voor het openbaar verkeer bestemde plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 maart 2008 in de wachtkamer van een huisarts met ontbloot geslachtsdeel aanwezig was, terwijl een zesjarig meisje, [benadeelde], daar ook aanwezig was. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was, onder andere door de verklaring van het meisje, die had gezien dat de verdachte aan zijn geslachtsdeel zat.

Het hof oordeelde dat de redelijke termijn in hoger beroep met meer dan zeven maanden was overschreden, maar legde desondanks een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het hof oordeelde dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002957-08
Uitspraak d.d.: 8 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 november 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-670631-06, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 november 2010, 24 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak ter zake van het primair aan verdachte ten laste gelegde en tot veroordeling van verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.P. Groot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2008, althans in maart 2008 te [plaats] zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten de wachtkamer van een huisarts, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 21 maart 2008, althans in maart 2008 te [plaats] zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten de wachtkamer van een huisarts, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij de zesjarige [benadeelde] haars ondanks tegenwoordig was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs voor het primair en subsidiair ten laste in het dossier aanwezig is, nu verdachte het feit ontkent en het overige bewijs enkel bestaat uit de verklaring van één getuige. Voorts had verdachte geen opzet op de schennis van de eerbaarheid van [benadeelde].
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting in eerste aanleg verklaard dat hij op 21 maart 2008 in de wachtkamer van zijn huisarts aanwezig was. Hij verbleef gedurende enige tijd, zo'n 5 tot 10 minuten, samen met een klein meisje in de wachtkamer, aldus verdachte. Hij heeft tevens verklaard dat zijn rits openstond, hij die dag geen ondergoed droeg en dat hij heeft geprobeerd om de rits omhoog te doen zonder dat het meisje dat zou zien. Ter zitting van het hof heeft verdachte het voorgaande bevestigd.
Het meisje, [benadeelde], heeft tegenover haar moeder, en later tegenover de politie, verklaard dat zij in de wachtkamer een man had gezien die aan zijn piemel zat, deze uit zijn broek haalde, dat hij eraan zat te trekken en dat de piemel steeds groter werd.
Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het primair ten laste gelegde, nu de verklaring van [benadeelde] in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. Door zo te handelen heeft verdachte opzet gehad op het zich oneerbaar ophouden in de wachtkamer met een ontbloot geslachtsdeel.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2008 te [plaats] zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten de wachtkamer van een huisarts, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op een andere dan de in artikel 239 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid tegenover [benadeelde], toen 6 jaar oud, door zijn geslachtsdeel te tonen. Zij is ongewild getuige geweest van het onbehoorlijk handelen van verdachte.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Voorts heeft het hof bij de strafoplegging betrokken hetgeen verdachte en zijn raadsman omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren hebben gebracht, de reclasseringsrapportages d.d. 23 juni 2011 en 20 oktober 2009 en hetgeen overigens uit het dossier is gebleken.
Gelet op de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van verdachte ter zake van soortgelijke feiten, is een gevangenisstraf passend en geboden. Het hof ziet echter aanleiding om gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte al voor langere duur onder behandeling staat en gemotiveerd lijkt te zijn om aan zijn problematiek te werken. Het hof zal daaraan tevens de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden en een proeftijd van drie jaren, teneinde verdachte te ondersteunen in zijn reeds ingeslagen weg van behandeling.
Schending redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM
Nu het hof een geheel voorwaardelijke straf zal opleggen, zal worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 7 maanden is overschreden.
Aanhoudingsverzoek advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht om het onderzoek in deze zaak aan te houden, teneinde nader diagnostisch onderzoek naar verdachtes geestesgesteldheid te laten plaatsvinden. Nu genoemd onderzoek ook in het kader van de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht kan plaatsvinden, zal het hof het verzoek van de advocaat-generaal afwijzen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Groningen en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, hetgeen mede kan inhouden het meewerken aan een diagnostisch onderzoek en/of het ondergaan van ambulante behandeling, wanneer de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 8 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.