ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0629

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000092-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake woninginbraak met onredelijke vertraging in de procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen, dat op 12 januari 2009 was gewezen. De verdachte, geboren in 1961 en thans verblijvende op een andere locatie, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken en een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren had geëist. Tijdens de zitting op 21 juni 2011 heeft het hof geconstateerd dat er sprake was van onredelijke vertraging in de procedure, aangezien er bijna twee jaar en vijf maanden waren verstreken tussen het instellen van het hoger beroep en de uitspraak.

Het hof oordeelde dat deze vertraging een belangrijke factor was in de beslissing om de gevangenisstraf die door de politierechter was opgelegd, geheel voorwaardelijk op te leggen. De werkstraf werd onvoorwaardelijk opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter voor het overige, maar vernietigde het vonnis ten aanzien van de opgelegde straf en deed in zoverre opnieuw recht. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, dat plaatsvond op 3 april 2008, en de omstandigheden waaronder dit is begaan, evenals de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000092-09
Uitspraak d.d.: 5 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 12 januari 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardeljke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaren, een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en niet ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in haar vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.D. Kloosterman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 3 april 2008 schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Gelet op de ernst van dit feit de persoon van verdachte en de landelijke oriëntatiepunten is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de door de politierechter bepaalde duur aan verdachte dient te worden opgelegd.
Het hof heeft echter geconstateerd dat er in de procedure in hoger beroep sprake is van onredelijke vertraging in de vervolging in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM. Tussen het moment van het instellen van hoger beroep en de uitspraak zijn bijna 2 jaren en ruim 5 maanden verstreken.
Daarom acht het hof het passend de gevangenisstraf door de politierechter opgelegd geheel voorwaardelijk op te leggen met daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf, zoals door de advocaat-generaal geëist, op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 5 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.