ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0468

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000749-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over milieuovertredingen en sancties in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van het in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van huishoudelijke afvalstoffen zonder de vereiste vergunning, alsook het voorhanden hebben van CFK-houdende koelapparatuur voor handelsdoeleinden. De feiten vonden plaats op 30 september en 11 oktober 2004. De verdachte heeft op beide data in strijd met de Wet milieubeheer en de Wet milieugevaarlijke stoffen gehandeld. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat zijn daden de bescherming van bodem en milieu ondermijnden. De advocaat-generaal had een werkstraf van 30 uren en een geldboete van 50 euro geëist, maar het hof vond deze straffen niet passend gezien de ernst van de feiten. Het hof legde uiteindelijk een werkstraf van 30 uren en een geldboete van 100 euro op. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk handelde met betrekking tot de CFK-houdende apparatuur. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het feit dat hij zijn bedrijfsmatige activiteiten had gestaakt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van milieuwetgeving en de gevolgen van overtredingen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000749-09
Uitspraak d.d.: 4 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 oktober 2005 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen, het onder 1 en 2 ten laste bewezen zal verklaren, de feiten zal kwalificeren als respectievelijk een misdrijf en een overtreding en verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 30 uren en hem ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 50 euro voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2004, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor het opslaan van huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5m3 of meer, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 28.1 sub a ten 1e van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en/of in werking heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2004, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, onverminderd de artikelen 4, zesde lid, en 5, vierde lid, van verordening (EG) nr. 2037/2000, CFK- of HCFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad, welke apparatuur afkomstig was van particuliere huishoudens of van anderen dan particuliere huishoudens voorzover deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens, immers had hij, verdachte, toen aldaar in een loods meerdere koelkasten en/of diepvriezers en/of koel/diepvries-combinaties, afkomstig van particuliere huishoudens, voorhanden en in welke koelkasten en/of diepvriezers en/of koel/diepvries-combinaties het koudemiddel R12 (CFC-12 en/of CFK-12 en/of F-12 en/of freon 12) aanwezig was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 30 september 2004, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in perceel [adres] gelegen inrichting voor het opslaan van huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5m3 of meer, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 28.1 sub a ten 1e van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, in werking heeft gehad;
2.
hij op 11 oktober 2004, te [plaats], in de gemeente [gemeente], onverminderd de artikelen 4, zesde lid, en 5, vierde lid, van verordening (EG) nr. 2037/2000, CFK-houdende koelapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad, welke apparatuur afkomstig was van particuliere huishoudens of van anderen dan particuliere huishoudens voorzover deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens, immers had hij, verdachte, toen aldaar in een loods meerdere koelkasten, afkomstig van particuliere huishoudens, voorhanden en in welke koelkasten het koudemiddel R12 (CFC-12 en/of CFK-12 en/of F-12 en/of freon 12) aanwezig was.
Het hof acht ten aanzien van feit 2 niet bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld, zodat hij van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 30 september 2004 een inrichting voor de opslag van huishoudelijke afvalstoffen in werking gehad, zonder te beschikken over een daarvoor vereiste vergunning.
Daarnaast heeft verdachte op 11 oktober 2004 in strijd met de regelgeving CFK-houdende koelapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden gehad. Door zijn handelen heeft verdachte het bij de Wet milieubeheer betrokken belang van bescherming van bodem en milieu ondermijnd.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij enige jaren een zwervend bestaan heeft geleid. Hij heeft aangevoerd dat hij zijn leven inmiddels weer op de rails heeft. Hij heeft een woning, ontvangt een bijstandsuitkering en is werkzoekend. Ter zitting is voorts gebleken dat verdachte de bewezen verklaarde (bedrijfsmatige) activiteiten heeft gestaakt.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Het betreft echter geen recente feiten.
Het voorgaande en hetgeen ter zitting van het hof omtrent de persoon van verdachte is gebleken in aanmerking genomen, alsmede de ouderdom van de feiten, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf voor feit 1, bestaande uit een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Daarnaast acht het hof voor het onder 2 bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke geldboete van 100 euro passend en geboden. Ondanks dat er sprake is van een overtreding - in plaats van een misdrijf - doet de door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht aan de ernst van dat feit. Hierbij heeft het hof gelet op verdachtes financiële draagkracht, voor zover daarvan ter zitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en artikel 3 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 4 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.