De beoordeling
De feiten
1. De rechtbank heeft in haar vonnis van 29 juli 2009 in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.6) een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Mede gelet op hetgeen in dit hoger beroep als onweersproken gesteld is komen vast te staan, kan van het volgende worden uitgegaan.
1.1 In 2004 heeft het waterschap een Europese aanbesteding gehouden ter zake van de uitbreiding en aanpassing van de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) te Assen. Op 11 augustus 2004 heeft het waterschap de elektrotechnische werken aan [appellante] gegund. De aanneemsom bedroeg € 1.099.000,-- exclusief BTW en € 1.307.810,-- inclusief BTW. In betaling in termijnen was voorzien.
1.2 In de overeenkomst van partijen is op de opdracht een aantal documenten van toepassing verklaard, waaronder het elektrotechnisch bestek van 9 april 2004 met nummer 2004-008 (hierna: het bestek). Dit bestek bestaat uit drie afdelingen: algemene bepalingen (afdeling 1), technische omschrijving (afdeling 2) en administratieve bepalingen (afdeling 3).
1.3 In afdeling 1 is onder meer bepaald:
"1.1.2 Continuering van het zuiveringsproces
Gedurende de aanpassingen van de RWZI, de verwijdering en vervanging van de elektro- en besturingstechnische installatie, moet het zuiveringsproces doorgang vinden. Afstemming met andere partijen, betrokken bij de aanpassingen van de RWZI behoort tot de taak van de elektrotechnische aannemer. (…)"
In paragraaf 4 van afdeling 3 is bepaald:
"4.1 Samenwerking en overleg
De aannemer moet er mee rekenen dat gedurende de uitvoering van zijn werk door derden eveneens werkzaamheden worden uitgevoerd. Goede samenwerking en overleg is vereist.
4.2 In bedrijf houden installatie.
De bestaande installatie moet in bedrijf blijven tot de nieuwe installatie in gebruik genomen wordt. (…)"
1.4 In afdeling 3 van het bestek wordt vooropgesteld:
"Voor zover daarvan in het bestek niet is afgeweken, zijn op het werk van toepassing als waren zij letterlijk in het bestek opgenomen:
• De "Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV) waarin opgenomen de uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van technische installatiewerken 1992 (UAVTI)"integrale editie 1995;
• De veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties NEN 1010
(…)"
1.5 Vervolgens wordt een aantal afwijkingen van de UAV/UAVTI geformuleerd, waaronder:
"§ 42, lid 2
Het genoemde bedrag van de schadevergoeding voor iedere werkdag waarmee de levertijd is overschreden, wordt gesteld op 0,2% van de aanneemsom met een minimum van € 500,--. (…)"
en
"§ 49 lid 3 vervangen door:
De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de bevoegde rechter ter beslechting wil voorleggen, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, dient binnen een termijn van zes maanden na verzending van deze kennisgeving, aan de opdrachtgever bij aangetekende brief kenbaar te maken dat er sprake is van een geschil. Indien de aannemer binnen deze termijn geen melding heeft gemaakt van een geschil, is de eindafrekening geaccepteerd door beide partijen."
1.6 Op 14 oktober 2004 heeft het waterschap met [appellante] en alle overige aannemers die betrokken waren bij het werk een coördinatieovereenkomst gesloten met betrekking tot de afstemming met alle betrokken partijen van het tijdschema waarbinnen het werk gerealiseerd zou worden.
In artikel 2 van deze overeenkomst is ondermeer bepaald:
"1. Iedere partij die vertraging of ernstige moeilijkheden verwacht welke kunnen leiden tot schadelijke gevolgen voor haar of de andere partijen, bijvoorbeeld doordat zijzelf of een andere partij achterblijft of dreigt achter te blijven op het aan te houden algemene tijdschema en/of gedetailleerd werkplan dan wel op storende wijze daarop voorloopt of doordat zich belemmerende feiten of omstandigheden voordoen, welke zijn toe te rekenen aan de opdrachtgever of enigerlei ander oorzaken hebben, is gehouden hiervan onverwijld mededeling te doen aan de directie."
1.7 Ter gelegenheid van de coördinatievergadering van 19 januari 2006 heeft het waterschap de contractuele opleverdatum op verzoek van de aannemers verschoven van 1 februari 2006 naar 16 maart 2006. [appellante] heeft het werk op laatstgenoemde datum niet opgeleverd.
1.8 DHV B.V. (hierna: DHV), die voor het waterschap de directie over het werk voerde, heeft [appellante] in de daaropvolgende periode herhaaldelijk bericht dat [appellante] het werk nog niet gereed had en dat DHV zich zorgen maakte over de voortgang. Tevens heeft DHV aangegeven dat zij het waterschap in overweging zou geven om [appellante] de kortingsregeling op te leggen.
1.9 Op 23 juni 2006 heeft een eerste opname van het werk van [appellante] plaatsgevonden. Het waterschap heeft het werk toen niet goedgekeurd, hetgeen DHV bij brief van 29 juni 2006 aan [appellante] heeft bevestigd.
1.10 Bij aangetekende brief van 28 juli 2006 heeft het waterschap [appellante] als volgt bericht:
"Op vrijdag 23 juni 2006 heeft de opneming van het werk (…) plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat een aantal werkzaamheden nog dient te worden uitgevoerd. Het werk is afgekeurd. U bent in de gelegenheid gesteld de genoemde werkzaamheden binnen tien werkdagen na dagtekening van de opnemingsbrief alsnog uit te voeren. (…) Woensdag 19 juli 2006 heeft de heer [A] van [appellante] per e-mail aan de directie (…) de status van de werkzaamheden gemeld. Hieruit blijkt dat de werkzaamheden nog steeds niet gereed zijn. Desgevraagd heeft de heer [A] aan de directie (…) meegedeeld dat het afronden van de werkzaamheden nog wel enkele weken kan bedragen. Dit is voor het Waterschap (…) niet acceptabel. Ik deel u hierbij mee dat u ingebreke wordt gesteld conform UAVTI par. 42. De kortingsregeling conform de UAVTI par. 42 en de aanvullende bepalingen van het bestek is ingegaan op 19 juli 2006.
1.11 Bij brief van 31 juli 2006 heeft [appellante] geprotesteerd tegen het toepassen van de kortingsregeling. Bij brief van 15 augustus 2006 heeft het waterschap [appellante] bericht dat de brief van 31 juli 2006 haar geen aanleiding gaf haar standpunt te wijzigen.
1.12 Op 18 september 2006 is het werk van [appellante] opnieuw opgenomen en wederom afgekeurd door het waterschap.
1.13 Op 31 oktober 2006 vond er weer een opname plaats. Bij die gelegenheid heeft het waterschap het werk goedgekeurd.
1.14 De laatste factuur van [appellante] dateert van 19 januari 2007.
1.15 Het waterschap heeft [appellante] bij brief van diezelfde datum laten weten dat zij een korting had berekend over de periode van 19 juli 2006 tot 31 oktober 2006 en dat zij uit dien hoofde een bedrag van € 129.682,-- zou verrekenen met nog openstaande facturen.
1.16 Het waterschap heeft de facturen van [appellante] vervolgens, op een bedrag van
€ 129.682,-- na, voldaan.
1.17 [appellante] heeft het waterschap bij brief van haar raadsman van 2 juli 2007 onder meer bericht:
"U stelt dat de vertraging in de oplevering aan cliënte te wijten is, en dat cliënte derhalve een kortingsbedrag ad EUR 129.682,00 (inclusief BTW) is verschuldigd.
De gestelde gebreken hebben evenwel de ingebruikname niet in de weg gestaan, sterker nog, gedurende de werkzaamheden van cliënte heeft RWZI Assen op reguliere wijze gebruik kunnen maken van de (riool)waterzuiveringsinstallatie.
Conform paragraaf 9 lid 7 UAVTI kon en kan het Waterschap derhalve geen goedkeuring onthouden. (…)
Kort en goed, het werk is opgeleverd, althans moet worden geacht te zijn opgeleverd op 19 juli 2006.(…)
Gezien het bovenstaande is cliënte het door u geclaimde kortingsbedrag niet verschuldigd en staat derhalve nog een vordering open ten bedrage van
EUR 129.682,00 excl. BTW. Cliënte verzoekt en voorzover nodig sommeert u hierbij dan ook binnen twee weken tot betaling van voornoemd bedrag over te gaan, bij gebreke waarvan zij verdere maatregelen zal nemen.(…)"
Deze brief is niet aangetekend verzonden.