ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0320
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.H. Kuiper
- M.E.L. Fikkers
- M.C.D. Boon-Niks
- Rechtspraak.nl
Loonvordering van een directeur-grootaandeelhouder in faillissement en de relativering van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een loonvordering van een directeur-grootaandeelhouder, [appellant], die in het faillissement van zijn vennootschap, [B.V. A], zijn aanspraak op doorbetaling van loon na faillissement heeft ingediend. De rechtbank Groningen had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, met de overweging dat hij niet de nodige duidelijkheid had verschaft over zijn loonaanspraken en dat hij in strijd had gehandeld met de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de zaak in hoger beroep opnieuw beoordeeld, waarbij het de feiten uit de eerdere vonnissen heeft herhaald en aangevuld.
Het hof overweegt dat er ook tussen een grootaandeelhouder/bestuurder en de vennootschap een arbeidsovereenkomst kan bestaan, maar dat in dit geval de omstandigheden zodanig zijn dat de arbeidsovereenkomst niet als zodanig kan worden aangemerkt. Het hof wijst op de formele benadering in de civielrechtelijke jurisprudentie en de relativering die de Hoge Raad in eerdere arresten heeft aangebracht. Het hof concludeert dat [appellant] als enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V. A] geen recht heeft op doorbetaling van loon, omdat hij de facto geen werknemer was in de zin van de Faillissementswet.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank, met aanpassing van de gronden, en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de rechtsverhouding tussen een directeur-grootaandeelhouder en zijn vennootschap, vooral in het licht van faillissement.