ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0218

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001594-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vermogensdelict met betrekking tot diefstal en schuldheling van fietsen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van het plegen van een vermogensdelict, specifiek diefstal en schuldheling van fietsen. De verdachte heeft op of omstreeks 9 mei 2009 een fiets, merk Gazelle, type Touche vv, weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Daarnaast heeft zij in de periode van 4 tot en met 10 mei 2009 een andere fiets, merk Gazelle, type Orange, verworven en voorhanden gehad, terwijl zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak voor de verdachte vroeg voor de eerste beschuldiging en veroordeling voor de tweede, met een taakstraf van zestig uren of vervangende hechtenis. De verdachte en haar raadsman hebben hun verweer gevoerd, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals haar gezondheid en financiële situatie, zijn besproken. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar dat de verdachte wel schuldig was aan schuldheling van de fiets type Orange. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van EUR 500,00, te betalen in vijf termijnen van EUR 100,00. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001594-10
Uitspraak d.d.: 1 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 18 juni 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1951],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair aan haar ten laste gelegde, alsmede tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en
2 subsidiair aan haar ten laste gelegde tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, alsmede strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsman,
mr. S.O. Roosjen, is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank, en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, merk Gazelle, type Touche vv, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 10 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een fiets, merk Gazelle, type Touche vv heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 10 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een fiets, merk Gazelle, type Touche vv heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
zij op of omstreeks 4 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, merk Gazelle, type Orange, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 10 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een fiets, merk Gazelle, type Orange, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 10 mei 2009, althans in mei 2009, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een fiets, merk Gazelle, type Orange, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vrijspraak ter zake van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder
2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2 primair en subsidiair aan haar ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Evenals de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat er geen bewijs aanwezig is voor de onder 1 primair en 2 primair aan de verdachte ten laste gelegde diefstal van de fietsen van het merk Gazelle.
Er zijn voorts evenmin redengevende feiten en omstandigheden aanwezig op grond waarvan kan worden bewezen dat de verdachte wist dat die fietsen door misdrijf verkregen waren.
Er zijn tevens onvoldoende concrete redengevende feiten en omstandigheden in de zin van schuldheling bekend met betrekking tot de wijze waarop de verdachte de fiets van het merk Gazelle, type Touche vv heeft verworven. Op grond hiervan ontbreekt het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling van deze fiets.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde
Met betrekking tot de omstandigheden waaronder de verdachte de fiets van het merk Gazelle, type Orange heeft verworven, heeft zij ter terechtzitting van het hof verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij in het geheel geen navraag heeft gedaan naar de status en herkomst van deze fiets, op het moment dat die fiets haar onaangekondigd aan de deur voor haar woning te koop werd aangeboden door een dakloze, aan alcohol verslaafde, vage kennis. Onder deze omstandigheden is de verdachte ernstig tekortgeschoten in de op haar rustende onderzoeksplicht met betrekking tot de haar aangeboden fiets en in de daarbij door haar te betrachten zorgvuldigheid.
Op grond van het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen fiets betrof.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 meer subsidiair aan haar ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 4 tot en met 10 mei 2009 in de gemeente [gemeente] een fiets, merk Gazelle, type Orange, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een vermogensdelict. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte bijgedragen aan het instandhouden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 april 2011, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Dit pleit in haar voordeel.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door de verdachte en haar raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft onder meer verklaard dat zij een uitkering ingevolge de WAO ontvangt, dat zij niet te veel impulsen aan kan en dat zij kampt met fibromyalgie. Deze omstandigheden maken niet dat zij geen werkstraf zou kunnen verrichten. Het hof acht de oplegging van een werkstraf aan de verdachte echter niet de meest aangewezen strafmodaliteit voor de verdachte, aangezien de mogelijkheid bestaat dat zij door een dergelijke straf onevenredig zwaar lichamelijk en psychisch wordt belast.
De aard van het bewezen verklaarde delict maakt dat hier naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met de door de raadsman bepleite oplegging van een voorwaardelijke straf, nu een dergelijke straf onvoldoende recht zou doen aan deze strafzaak.
Op grond van het vorenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, acht het hof de oplegging van een geldboete passend en geboden. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof zal de verdachte toestaan de geldboete in termijnen te voldoen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich ter zake van het onder 1 aan de verdachte ten laste gelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 aan haar ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 primair en subsidiair aan haar ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 5 (vijf) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 100,00 (honderd euro).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]:
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 1 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van den Bergh is buiten staat dit arrest te ondertekenen.