Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000314-10
Uitspraak d.d.: 1 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 25 januari 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. S.O. Roosjen, is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen. Het hof komt tot een andere strafoplegging dan de rechtbank.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 18 februari 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval op 18 februari 2009 opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
66, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffout(en) verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 18 februari 2009 te [plaats],
in de gemeente [gemeente], meermalen opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de
[adres], een hoeveelheid van ongeveer 66 hennepplanten,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en motivering
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Hij heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof geproduceerd en in het verkeer gebracht die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt schade van velerlei aard in de samenleving.
De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, zij het ter zake van andersoortige strafbare feiten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Op grond van het vorenstaande en vanuit een oogpunt van normhandhaving acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf passend en geboden en zal die opleggen. De duur van de werkstraf is in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die het hof hanteert in zaken van hennepkwekerijen van soortgelijke omvang als de hennepkwekerij van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en
57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 1 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van den Bergh is buiten staat dit arrest te ondertekenen.