ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ9918

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001090-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet, specifiek met betrekking tot een hennepkwekerij die in zijn schuur was aangetroffen. De verdachte ontkende echter elke betrokkenheid bij de hennepkwekerij en verklaarde dat de schuur was verhuurd aan een persoon genaamd [huurder]. Hij stelde dat deze huurder de eigenaar van de kwekerij was en dat hij zelf nooit iets van de kwekerij had gemerkt. De huurovereenkomst zou zijn aangegaan op 1 januari 2007, maar er was geen bewijs van de identiteit of verblijfplaats van de huurder, ondanks onderzoek door zowel de politie als de verdachte zelf.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat, hoewel de verklaring over de verhuur ongeloofwaardig leek, er geen wettig bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de hennepkwekerij. De officier van justitie had een werkstraf van 100 uren geëist, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat er geen bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren voor een veroordeling. De uitspraak is een bevestiging van de rechtsbescherming van de verdachte, waarbij de onschuldpresumptie centraal staat.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001090-08
Uitspraak d.d.: 30 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 9 april 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1958],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 december 2009, welk onderzoek heeft geleid tot het tussenarrest van 17 december 2009, het onderzoek op de terechtzitting van het hof op 16 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode de maand augustus 2006 tot en met 22 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van ongeveer 249, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is - evenals de rechter in eerste aanleg - van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit, nu niet is gebleken van enig bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij dat feit.
Het hof overweegt hiertoe dat verdachte gedurende de gehele procedure elke vorm van betrokkenheid bij de in zijn schuur aangetroffen hennepkwekerij heeft ontkend. Verdachte heeft telkens aangegeven dat voornoemde schuur was verhuurd aan ene [huurder], en dat die [huurder] derhalve de eigenaar van de kwekerij moet zijn geweest. De huurovereenkomst met [huurder] is volgens verdachte tot stand gekomen op 1 januari 2007 toen [huurder]
- een voor hem tot op dat moment volslagen onbekende - verdachte, die op zijn erf aan het werk was, aansprak en vroeg of hij de schuur van verdachte mocht huren. Nadat verdachte hiermee had ingestemd, is een schriftelijke overeenkomst opgesteld en is de sleutel overhandigd. Verdachte heeft gesteld [huurder] hierna nooit meer te hebben gezien en niets gemerkt te hebben van hetgeen zich in de schuur afspeelde. De huur is volgens verdachte maandelijks in een envelop door de brievenbus gegooid. Niet alleen verdachte, ook de andere gezinsleden hebben [huurder] nooit op het erf gezien en nooit iets van de kwekerij gemerkt. Nader onderzoek van zowel de politie als van verdachte naar de identiteit en/of verblijfplaats van [huurder] heeft niets opgeleverd.
Hoewel het hof - evenals de advocaat-generaal - voornoemde verklaring van verdachte omtrent de verhuur van de schuur, gelet op de wijze van totstandkoming en de overige omstandigheden ervan, ongeloofwaardig acht, bevat het dossier niets waar een daadwerkelijke betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij uit blijkt, alleen noch samen met een ander. Hetgeen de officier van justitie in zijn appelschriftuur heeft aangevoerd, levert geen redengevende feiten of omstandigheden op voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl verdachte niet de enige persoon is die voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij in aanmerking kwam.
Nu wettig bewijs voor het ten laste gelegde feit ontbreekt, zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. G.J. Niezink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 30 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Niezink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.