Vaststaande feiten
1. Tegen de vaststelling door de rechtbank van de feiten in rechtsoverwegingen2.1 tot en met 2.6 zijn geen grieven gericht, zodat ook in appel van deze feiten kan worden uitgegaan. Aangevuld met wat in hoger beroep nog is komen vast te staan, komen de feiten op het volgende neer.
1.1. [de registeraccountant] RA is registeraccountant. Hij oefent zijn beroep uit in [B.V. Z]. In 1998 is [appellant] klant geworden bij [B.V. Z]. [appellant] heeft twee bedrijven, [bouwbedrijf X] en [Y]. Vanaf 2001 verzorgde [B.V. Z] de volledige administratie, behoudens facturering, van de bedrijven van [appellant] en had hij opdracht de jaarrekeningen samen te stellen.
1.2. In juni 2002 zijn bij [appellant] financieringsproblemen ontstaan doordat een belangrijke klant een aanzienlijke vordering van [appellant] onbetaald liet. De bank van [appellant], Rabobank Sneek-Zuidwest Friesland (hierna: de Rabobank) stemde niet in met verlenging van een tijdelijk krediet van € 30.000,00, bovenop het verstrekte krediet van € 80.000,00, na augustus 2002.
1.3. In een brief van 14 november 2002 heeft [appellant] de opdracht aan [B.V. Z] per 1 januari 2003 opgezegd. In deze brief heeft [appellant] onder meer aangegeven dat hij de jaarstukken 2002 door zijn nieuwe accountant wil laten opstellen.
1.4. [B.V. Z] heeft de concept-jaarrekeningen 2001 op 19 november 2002 naar [appellant] gestuurd. De concept-jaarrekeningen zijn kort daarna met [appellant] besproken.
1.5. Per 4 januari 2003 had [B.V. Z] een vordering van € 9.258,20 op [appellant] in verband met in de periode van 19 november 2002 tot en met 4 januari 2003 verzonden facturen voor verrichte werkzaamheden.
1.6. In januari 2003 heeft [de registeraccountant] in een telefoongesprek met [appellant] een beroep gedaan op zijn retentierecht.
1.7. In een brief van 11 februari 2003 aan [B.V. Z] heeft [appellant] een betalingsvoorstel gedaan. Het voorstel komt er op neer dat [appellant] per omgaande een bedrag van € 1.354,81 betaalt en het resterende bedrag vanaf week 8 van 2003 in tweewekelijkse termijnen van € 2.000,00. In de brief is onder meer vermeld:
"De boekhouding van 2002 zal direct na ontvangst van de laatste termijn worden overgedragen aan administratiekantoor [Q] te [plaats] c.q. aan ondergetekende. Wij verzoeken u de jaarrapporten van zowel [bouwbedrijf X] als [Y] definitief uit te draaien.
Direct na ontvangst van € 1.351,81 zullen de stukken welke benodigd zijn voor het invoeren van de beginbalans opgestuurd worden naar ons kantoor. "
1.8. Op 5 maart 2003 heeft [appellant] € 950,00 betaald en op 26 maart 2003 € 370,00.
In een brief van 27 maart 2003 aan [appellant] heeft [B.V. Z] het voorstel van [appellant] van de hand gewezen en zich haar retentierecht voorbehouden.
1.9. Nadat [B.V. Z] haar vordering op [appellant] ter incasso uit handen had gegeven, heeft [appellant] in een brief van zijn rechtsbijstandsverzekeraar van 6 juni 2003 aangegeven dat [B.V. Z] fouten heeft gemaakt bij zijn werkzaamheden en dat zij zich ten onrechte op een retentierecht heeft beroepen.
1.10. In een brief van 28 november 2003 aan [appellant] schreef [de accountmanager], accountmanager van de Rabobank, onder meer:
"Naar aanleiding van uw verzoek om uitbreiding van de financiering delen wij u het volgende mee.
(…)
Over de jaren 2001 en 2002 ontbreekt ons elk financieel inzicht. Een verantwoord kredietbeheer op basis van de actuele financiële positie van uw onderneming wordt ons op deze wijze onmogelijk gemaakt. Deze situatie is voor ons niet langer acceptabel en ik verzoek u hierbij dan ook dringend, mede in het belang van de continuïteit van uw onderneming, op zeer korte termijn alsnog zorg te dragen voor een afschrift van de definitieve accountantsrapporten 2001 èn 2002.
u zult begrijpen dat wij uw financieringsverzoek op dit moment dan ook niet kunnen honoreren."
1.11. [appellant] heeft in juli 2005 een klacht bij de (toenmalige) Raad van Tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten ingediend tegen
[de registeraccountant]. De klacht houdt in dat [de registeraccountant] het retentierecht op onzorgvuldige wijze heeft ingeroepen. De Raad van Tucht heeft de klacht ongegrond verklaard. In een beslissing van 2 augustus 2007 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBB) op het door [appellant] ingestelde hoger beroep de klacht alsnog gegrond verklaard en heeft het [de registeraccountant] de maatregel van een schriftelijke berisping opgelegd. In deze beslissing heeft het CBB onder meer overwogen dat het uitoefenen van het retentierecht in beginsel toelaatbaar te achten is, onder de voorwaarde dat de accountant een zorgvuldige belangenafweging maakt tussen zijn belang en dat van de cliënt. Het CBB oordeelde dat [de registeraccountant] ermee bekend was dat de Rabobank in oktober 2002 voor een besluit over de verlenging van de financiering verlangde te kunnen beschikken over de jaarrekening 2001 en dat de bank niet bereid was gebleken het krediet te verlengen op basis van de concept jaarrekening. Voorts nam het CBB in aanmerking dat [appellant] een betalingsvoorstel heeft gedaan, een eerste betaling heeft verricht en dat [de registeraccountant] niet op het voorstel heeft gereageerd, maar de vordering ter incasso uit handen heeft gegeven aan een deurwaarder. Het CBB overwoog verder:
"Onder deze omstandigheden heeft betrokkene zich naar het oordeel van het College in redelijkheid, naar tuchtrechtelijke maatstaven gemeten, niet op zijn retentierecht met betrekking tot de jaarrekening 2001 kunnen beroepen. Betrokkene kende de oorzaak van de liquiditeitsproblemen van appellant, had daar althans niet van onwetend behoren te zijn en had moeten begrijpen dat voor de continuïteit van de onderneming van appellant van groot belang was te kunnen beschikken over de financiële gegevens die door betrokkene werden gehouden. Appellante was voor zijn administratie volledig van betrokkene afhankelijk. Tot de liquiditeitsproblemen van appellant waren de rekeningen van betrokkene steeds voldaan. In het bijzonder moet betrokkene worden aangerekend dat zijn reactie op het betalingsvoorstel van 11 februari 2003 achterwege is gebleven hoewel dat vergezeld ging van een eerste betaling. Bij de ten uitvoerlegging van dit voorstel zou zowel aan het belang van betrokkene bij voldoening van de betreffende facturen als het belang van appellant in belangrijke mate worden tegemoet gekomen."