ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ9483

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002629-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor mishandeling en bedreiging zonder overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 14 augustus 2009. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou de aangever met een schep hebben geslagen, en hij zou de aangever hebben bedreigd met woorden die duiden op geweld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal bewijsstukken gepresenteerd, waaronder een foto van de verwondingen van de aangever en een geluidsopname van de bedreiging. Het hof heeft echter besloten deze bewijzen niet te gebruiken, omdat de herkomst en de relevantie ervan niet voldoende waren vastgesteld.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte daadwerkelijk met een schep had geslagen. De verklaringen van de verdachte over de woordenwisseling tussen hem en de aangever waren niet overtuigend genoeg om de bedreiging te onderbouwen, vooral omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op dat moment een schep vasthield. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht de feiten te hebben gepleegd.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002629-10
Uitspraak d.d.: 24 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 3 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1943],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een geldboete van € 300,--, subsidiair te vervangen door 6 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 14 augustus 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met een schep, althans een hard voorwerp) heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 14 augustus 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], terwijl verdachte zich had voorzien van een schep, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen/naar, althans in het bijzijn van die [slachtoffer] geroepen/gezegd "ik sla hem op zijn kop", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal een foto aan het hof overgelegd en een bandopname ten gehore gebracht. Op de foto zou de wond op de arm van aangever, als gevolg van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling, te zien zijn en op de bandopname zou de onder 2 ten laste gelegde bedreiging te horen zijn.
Het hof bezigt zowel de foto als de bandopname niet voor het bewijs. Afgezien van het feit dat de wijze van totstandkoming van de foto en de bandopname niet vast te stellen is, is niet vast komen te staan dat de op de foto getoonde wond rechtstreeks verband houdt met hetgeen onder 1 ten laste is gelegd, en zijn de op de bandopname te horen stemmen voor het hof niet te identificeren, in ieder geval niet evident te herleiden tot (de stem van) verdachte.
Feit 1
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft het hof - gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting - door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte aangever al dan niet met een schep heeft geslagen. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 2
Vast is komen te staan dat er op 14 augustus 2009 een (onvriendelijke) woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte. Verdachte verklaart ter terechtzitting van het hof hierover het volgende:
"Ik heb wel gezegd dat hij (het hof begrijpt: aangever) met zijn gore poten van mijn spullen af moest blijven en dat hij anders een klap op zijn kop zou kunnen krijgen."
Het hof is echter van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte op dat moment een schep in zijn handen had om zijn woorden kracht bij te zetten. Met het wegvallen van de schep, acht het hof de verbale uitlatingen alleen onvoldoende om deze als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling te kunnen opvatten. Verdachte dient daarom ook van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K.J. Reinke, griffier,
en op 24 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.H. Bosch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.