ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8679

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002137-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet na verlaten van de plaats van een verkeersongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 21 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 5 december 2008, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn personalia achter te laten. De verdachte werd beschuldigd van het overtreden van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, schade heeft veroorzaakt aan een andere bestuurder, te weten [slachtoffer]. De verdachte heeft erkend dat hij de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade was toegebracht aan een ander.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal een werkstraf van 20 uren geëist, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 15 maanden. Het hof heeft de werkstraf opgelegd, maar geen ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien de relatief geringe ernst van het strafbare feit. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat er geen termen aanwezig waren om deze tenuitvoer te leggen. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte en de aard van het bewezenverklaarde feit.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft de zitting bijgewoond.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002137-10
Uitspraak d.d.: 21 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 10 september 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 15-800213-07, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1958],
wonende te [woonplaats], [adres], [postcode].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte terzake het hem onder 2 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 20 uren alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 15 maanden. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging deels zal toewijzen, te weten een maand gevangenisstraf, met dien verstande dat deze omgezet zal worden in een werkstraf voor de duur van 60 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.J. van der Veen, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 5 december 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de N391, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 5 december 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de N391, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander, te weten [slachtoffer], schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 5 december 2008 een aanrijding veroorzaakt waarbij schade is toegebracht aan de vrachtwagen die aangever [slachtoffer] bestuurde. Verdachte is na de aanrijding weggereden van de plaats van het ongeval zonder eerst zijn personalia bij de benadeelde achter te laten. Voornoemd handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en heeft de mogelijkheden voor de benadeelde om verdachte aansprakelijk te stellen voor zijn handelen, bemoeilijkt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof houdt voorts bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door hem en door zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, passend en geboden.
Het hof ziet echter, gelet op de relatief geringe ernst van het strafbare verwijt, geen aanleiding om daarnaast - zoals door de advocaat-generaal is gevorderd - aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Haarlem van 8 juni 2007, parketnummer 15-800213-07, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu gebleken is dat veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde gevangenisstraf.
Het hof acht in dit geval echter geen termen aanwezig de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bevelen en zal de vordering derhalve afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof,
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Assen van 26 mei 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 8 juni 2007, parketnummer 15-800213-07, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 21 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Anjewierden en mr. Wiarda zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.