Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000047-11
Uitspraak d.d.: 21 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1945],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C. Eenhoorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 3 maart 2010, althans op
3 maart 2010 te [plaats], opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straat]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 352 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2009 tot en met 3 maart 2010 te [plaats], opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straat], een hoeveelheid van in totaal 352 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 3 maanden schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep in een pand dat hij huurde in [plaats]. Hij heeft - puur voor het geldelijk gewin - een stof geproduceerd die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 april 2011, waaruit - ten nadele van verdachte - blijkt dat hij eerder terzake soortelijke strafbare feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Het hof houdt voorts bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting van het hof door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht. Hieruit blijkt ondermeer dat verdachte, na een jaar van omzwervingen, inmiddels een eensgezinswoning in een flatgebouw in [woonplaats] toegewezen heeft gekregen. De raadsman van verdachte heeft het hof in dit kader verzocht om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf op te leggen. Op deze wijze wordt voorkomen dat de aow-uitkering van verdachte stopgezet wordt en dat hij noodgedwongen de huur van zijn woning moet opzeggen en op straat komt te staan.
De ernst van het feit en de recidive van verdachte rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook de landelijke oriëntatiepunten die het hof in dit soort zaken over het algemeen pleegt te volgen indiceren een dergelijke straf. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om aan verdachte in plaats van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 21 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.