Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001271-10
Uitspraak d.d.: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 7 mei 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.G. Doornbos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 april 2010 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (in een teen) heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 10 april 2010 in de gemeente [gemeente 2] [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [verbalisant] gezegd: "Ik kom je nog wel weer tegen en dan schiet ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 10 april 2010 in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend [slachtoffer] in een teen heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op 10 april 2010 in de gemeente [gemeente 2] [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [verbalisant] gezegd: "Ik kom je nog wel weer tegen en dan schiet ik je dood".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsman van verdachte is ter zitting naar voren gebracht dat verdachte handelde uit noodweer. Aangezien hij klem zat, zou hij in de teen van aangever hebben gebeten, teneinde weer vrij te kunnen komen.
Het hof kan de raadsman niet volgen in deze opvatting.
Uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zich voorafgaand aan het bijtincident, reeds agressief heeft gedragen ten opzichte van zijn zus, waardoor het latere slachtoffer zich genoodzaakt voelde in te grijpen. Verdachte kalmeerde door dit ingrijpen niet, maar richtte vervolgens zijn agressie op het latere slachtoffer. Het latere slachtoffer reageerde vervolgens ook met agressie en raakte in gevecht met verdachte, waarbij verdachte, zoals hij ook ter zitting heeft bevestigd, uit kwaadheid in de teen van het slachtoffer beet. De verklaringen in het dossier sluiten niet uit dat het gevecht waarbinnen het bijtincident plaatsvond uiteindelijk werd geïnitieerd door het slachtoffer. Wanneer het hof echter ervan uitgaat dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, staan de gedragingen van verdachte voorafgaand aan deze aanranding, in de weg aan een geslaagd beroep op noodweer door verdachte. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zijn gedrag zodanig aanleiding gegeven tot de aanranding, dat van een gerechtvaardigde verdediging niet gesproken kan worden.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte had op 10 april 2010 een ruzie met zijn zus, [zus van verdachte] [slachtoffer] kwam tussen beiden en nam verdachte uiteindelijk in een beenklem, waarop verdachte deze [slachtoffer] in zijn teen beet. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Toen verdachte vervolgens werd begeleid naar het politiebureau heeft hij verbalisant [verbalisant] bedreigd door hem mondeling de woorden toe te voegen: "Ik kom je nog wel weer tegen en dan schiet ik je dood". De geuite bedreiging heeft bij die [verbalisant] gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Dat verbalisant verdachte al langere tijd kent, doet daar niet aan af.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 maart 2011 eerder terzake van mishandeling en aanverwante delicten onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsstraffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos, griffier,
en op 10 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W.F. van Zant is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.