Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002920-07
Uitspraak d.d.: 9 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 november 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 april 2009, 26 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor feiten 1 primair en 2 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, een werkstraf van 150 uren. Voorts heeft de advocaat-generaal een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden gevorderd ter zake van feit 2. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. C. Eenhoorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 9 maart 2007 te en in de gemeente [gemeente], opzettelijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant 1] zijnde opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een auto met aanzienlijke snelheid (recht) op voornoemde [verbalisant 1] is af-/ingereden, terwijl die uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 9 maart 2007 te en in de gemeente [gemeente][naam][verbalisant 1] zijnde opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, als bestuurder van een auto met aanzienlijke snelheid (recht) op voornoemde [verbalisant 1] is af/ingereden;
feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 9 maart 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [straat], met een hoge snelheid meerdere auto's heeft ingehaald, althans voorbij is gereden en/of gekomen te hoogte van een zich op die weg bevindende politieambtenaar ([verbalisant 1]), een stopteken, gegeven door die [verbalisant 1], heeft genegeerd, en/of (vervolgens) met die hoge snelheid, die [verbalisant 1] op een dusdanige wijze is gepasseerd/voorbijgereden, dat zij, ten einde een aanrijding te voorkomen, de berm in moest springen/stappen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
feit 2:
hij op of omstreeks 9 maart 2007 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 500 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof overweegt met betrekking tot feit 1 het volgende. Het hof heeft ter terechtzitting [verbalisant 1] en [verbalisant 2], politieambtenaren, als getuigen gehoord. Uit hun verklaringen is gebleken dat [verbalisant 1] midden op de rijbaan stond in opvallende, reflecterende kleding op een goed verlicht kruispunt, terwijl zij een zaklantaarn met een lichtgevende rode kegel daarop in haar hand hield om aanwijzingen te geven aan verkeersdeelnemers in verband met een alcoholcontrole. Verdachte reed, na een aantal auto's te hebben ingehaald, op de rijbaan waarop [verbalisant 1] zich bevond. Verdachte heeft niet afgeremd ondanks dat [verbalisant 1] goed zichtbaar voor hem stond. [verbalisant 1] moest opzij springen om niet door verdachte aangereden te worden. De gedragingen van verdachte kunnen onder voornoemde omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van (op zijn minst) zwaar lichamelijk letsel aan [verbalisant 1] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Contra-indicaties heeft het hof niet aangetroffen. De visie van de raadsman, die ervan uitgaat dat verdachte zich niet op de rechter, maar op de linker rijbaan heeft bevonden, volgt het hof niet. Het hof hecht waarde aan de verklaringen van de beide hiervoor genoemde getuigen en acht die overtuigend.
Derhalve acht het hof het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1 primair:
hij op 9 maart 2007 te [plaats], opzettelijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant 1] zijnde opsporingsambtenaar van de regiopolitie Drenthe, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een auto met aanzienlijke snelheid recht op voornoemde [verbalisant 1] is afgereden, terwijl die uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 9 maart 2007 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 500 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan opsporingsambtenaar [verbalisant 1], die op dat moment met collega's bezig was met een alcoholcontrole. Verdachte verminderde zijn snelheid niet en naderde [verbalisant 1] tot een punt waarop zij zich opzij moest haasten om niet aangereden te worden. Uit haar verklaring ter zitting van het hof is gebleken dat deze gebeurtenis diepe indruk op [verbalisant 1] heeft gemaakt en haar sporen heeft achtergelaten. Na een korte achtervolging heeft de politie verdachte aangehouden. Blijkens de uitslag van de daarna afgelegde ademanalyse was het ademalcoholgehalte van verdachte 500 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 18 april 2011 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De straf zoals de politierechter deze heeft opgelegd, te weten een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden, is naar het oordeel van het hof een passende straf. Het hof zou deze straf ook hebben opgelegd, als de zaak zou zijn afgedaan binnen een redelijke termijn. Het hof stelt evenwel vast dat tijdens de procedure in hoger beroep de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden, nu niet binnen twee jaren na het instellen van het rechtsmiddel (op 22 november 2007) een eindarrest is gewezen. Een deel van de vertraging is overigens het gevolg van het plegen van nader onderzoek. Naar het oordeel van het hof heeft de behandeling van de zaak te lang geduurd zodat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dan vier jaren nadat het feit is begaan, een te zware sanctie is.
Het hof zal deze schending compenseren in de strafoplegging. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal niet meer belopen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 9 dagen). Het deel van de gevangenisstraf dat voorwaardelijk zal worden opgelegd, dient mede als stok achter de deur teneinde verdachte ervan te weerhouden nogmaals de fout in te gaan. Uit het oogpunt van vergelding acht het hof een werkstraf passend. Ter zake van het bewezenverklaarde onder 1 zal het hof tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 69 (negenenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. R.E.A. Toeter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 9 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. T.H. Bosma en R.E.A. Toeter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.