ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7607

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001742-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en strafoplegging voor mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder belaging, mishandeling en bedreiging. Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ter zake van het eerste feit, omdat uit het dossier blijkt dat de aangeefster geen wens tot vervolging heeft geuit. Dit is in strijd met het klachtvereiste zoals neergelegd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Voor de feiten 2, 3 en 4 heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 80 uren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee slachtoffers, waarbij hij onder andere de keel van slachtoffer 1 heeft dichtgeknepen en met een schaar heeft gedreigd richting slachtoffer 2. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een strafvermindering van 20 uren op de werkstraf.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar dat hij inmiddels stappen heeft ondernomen om zijn leven te verbeteren, zoals het afbetalen van schulden en het zoeken van hulp voor psychische problemen. Het hof heeft geoordeeld dat een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing vormen, met als doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001742-08
Uitspraak d.d.: 9 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 20 juni 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten tot een werkstraf van
200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact inclusief het volgen van een leefstijltraining en behandeling bij de GGZ. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Koolmees, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2007 en/of het jaar 2008 (tot en met 24 februari 2008) te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], en/of te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (te weten dat die [slachtoffer 1] een relatie met hem, verdachte, zou onderhouden en/of bij hem, verdachte zou blijven), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte in voornoemde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil vastgepakt en/of vastgehouden en/of opgetild en/of de woning van die [slachtoffer 1] binnengedragen en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een schaar en/of
- die [slachtoffer 1] telefonisch benaderd en/of
- die [slachtoffer 1] staan opwachten bij haar werk en/of
- voor het huis van die [slachtoffer 1] gestaan en/of
- tegen de deur van de woning van die [slachtoffer 1] geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of
- vrienden van die [slachtoffer 1] (in haar bijzijn) bedreigd/benaderd/aangesproken en/of
- bij de woning van die [slachtoffer 1] aangebeld en/of
- wederrechtelijk de woning van die [slachtoffer 1] binnengedrongen en/of in die woning verbleven en/of
- op het balkon van de woning van die [slachtoffer 1] geklommen en/of (vervolgens) aldaar enige tijd verbleven en/of
- in de flat, althans bij de woning, van die [slachtoffer 1] kabaal gemaakt en/of staan schreeuwen en/of
- die [slachtoffer 1] steeds gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] gedreigd klappen te geven en/of
- de simkaart van de telefoon van die [slachtoffer 1] vernield en/of
- een laptop van die [slachtoffer 1] vernield en/of
- die [slachtoffer 1] belet en/of belemmerd haar woning te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] achtervolgd/gevolgd en/of
- geld met de pinpas van die [slachtoffer 1] opgenomen en/of
- die [slachtoffer 1] lastig gevallen;
feit 2:
hij in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) december 2007 en/of januari 2008 en/of februari 2008 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], meermalen althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
- de keel heeft dichtgeknepen en/of
- tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- in de/een arm(en) en/of pols(en), althans het lichaam, heeft geknepen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 3:
hij op of omstreeks 5 augustus 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, opzettelijk dreigend
- met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (een) stekende beweging(en) gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] en/of
- een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, opgeheven in de richting van die [slachtoffer 2];
feit 4:
hij op of omstreeks 5 augustus 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de pols heeft gesneden/gekrast, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het onder 1 tenlastegelegde betreft een klachtdelict. In onderhavige zaak blijkt dat [slachtoffer 1] op 24 februari 2008 aangifte heeft gedaan tegen verdachte wegens onder meer belaging. Op 25 februari 2008 is deze [slachtoffer 1] op het politiebureau verschenen met de wens een klacht te doen tegen verdachte. Daarin heeft zij de verbalisant niet verzocht om vervolging, maar in plaats daarvan verzocht een onderzoek in te stellen. Zoals in het ambtsedig opgemaakte relaas van het ingestelde onderzoek door verbalisant staat vermeld, heeft [slachtoffer 1] later bovendien aangegeven zich ook verantwoordelijk te voelen voor de situatie nu zij verdachte niet duidelijk de deur heeft gewezen en hem niet heeft verteld weg te blijven. Verder gaf zij aan graag de zaak te willen afsluiten met een dader/slachtoffergesprek. Van een andersluidend standpunt van [slachtoffer 1] is het hof niet gebleken.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de volgende slotsom. Uit het dossier is niet gebleken dat aangeefster de wens tot vervolging heeft gehad. Er blijkt juist van het tegendeel. Daarom zal het openbaar ministerie niet ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van verdachte ter zake van feit 1, omdat niet is voldaan aan het in het tweede lid van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht neergelegde klachtvereiste.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 2, 3 en 4
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 2, 3 en 4 wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 2:
hij in de maand februari 2008 te [plaats 1] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1],
- de keel heeft dichtgeknepen en
- tegen het hoofd heeft geslagen en
- tegen het lichaam heeft getrapt en
- in de polsen heeft geknepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 3:
hij op 5 augustus 2007 te [plaats 1], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte meermalen, opzettelijk dreigend
- met een schaar een stekende beweging gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] en
- een schaar opgeheven in de richting van die [slachtoffer 2];
feit 4:
hij op 5 augustus 2007 te [plaats 1], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], met een schaar in de pols heeft gekrast, waardoor deze letsel heeft bekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 2 en 4 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en meermalen aan mishandeling. Hiermee heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer 2] veroorzaakt en letsel toegebracht aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]; met [slachtoffer 1] heeft verdachte een relatie gehad.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van
18 april 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland, opgemaakt op 30 juni 2009. Uit dat rapport komt naar voren dat het recidiverisico matig is. Verder is een opmerking geplaatst over financiële problemen bij verdachte. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringscontact en een gedragsinterventie als bijzondere voorwaarden.
Ter zitting is naar voren gebracht dat het een stuk beter met verdachte gaat dan ten tijde van het tenlastegelegde. Zo heeft verdachte een groot gedeelte van zijn schulden afbetaald, heeft hij hulp gezocht voor zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek en heeft hij bijna een opleiding afgerond. Verder krijgt verdachte begeleiding bij het vinden van een baan.
De raadsvrouw van verdachte heeft - evenals de advocaat-generaal - ter terechtzitting van het hof betoogd dat de overschrijding van de redelijke termijn dient te leiden tot strafvermindering. Het hof stelt vast dat in de procedure in hoger beroep de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden, nu niet binnen twee jaren na het instellen van het rechtsmiddel (op 1 juli 2008) een eindarrest is gewezen. Het hof zal deze schending compenseren in de op te leggen werkstraf door deze te verminderen met 20 uren. Dit houdt in dat hem een werkstraf van
80 uur wordt opgelegd.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing is. Deze laatste straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. R.E.A. Toeter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 9 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. T.H. Bosma en R.E.A. Toeter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.