ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7329

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.378-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en gezag bij ouders na scheiding met betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 30 juni 2010. De rechtbank had een omgangsregeling vastgesteld voor de minderjarigen [kind 1] en [kind 2], waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen bij de vader verbleven. De vader verzocht in hoger beroep om deze regeling te wijzigen en om gezamenlijk gezag met de moeder over de kinderen te verkrijgen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg.

De ouders zijn gescheiden en de moeder heeft het alleen gezag over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend en de kinderen wonen bij de moeder. Sinds april 2010 staan de kinderen onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Het hof heeft vastgesteld dat er in het afgelopen jaar meerdere heftige incidenten hebben plaatsgevonden rondom de omgangsregeling, wat de communicatie tussen de ouders ernstig belemmert. Zowel de moeder als Bureau Jeugdzorg hebben verklaard dat het momenteel niet in het belang van de kinderen is dat er omgang plaatsvindt.

Het hof is van oordeel dat, hoewel het belangrijk is dat de kinderen contact met de vader houden, de huidige omgangsregeling te belastend is voor de kinderen. Het hof volgt het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om de omgang opnieuw op te bouwen onder begeleiding van een omgangscentrum. De ouders worden opgedragen om zich bij Bureau Jeugdzorg aan te melden voor een indicatie voor het omgangscentrum. De zaak zal in afwachting van de rapportage van het omgangscentrum worden aangehouden, en de ouders dienen het hof te informeren over de bevindingen van het omgangscentrum.

Uitspraak

Beschikking d.d. 31 mei 2011
Zaaknummer 200.074.378
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Vaupell, kantoorhoudende te Wolvega,
thans geen advocaat,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 30 juni 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden tussen de vader en de minderjarigen [kind 1], geboren [in 2001] en [kind 2], geboren [in 2003], een omgangsregeling bepaalt, waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 12.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de vader zullen verblijven, de vader de kinderen op vrijdagmiddag van school haalt en de kinderen op zondagavond 19.00 uur bij de ouders van de moeder brengt, de kinderen de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader zullen verblijven. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de vader en de moeder gezamenlijk met het gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 28 september 2010, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 30 juni 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende de omgangsregeling dusdanig te wijzigen dat de vader naast de omgangsregeling zoals die door de rechtbank is vastgesteld een uitbreiding daarvan vastgelegd krijgt van een extra woensdagmiddag van 17.00 uur tot 19.45 uur, alsmede een extra zaterdag per maand van 9.00 uur tot 19.00 uur en de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de kinderen wordt belast.
Het verweerschrift van de moeder is ingekomen na de voor indiening gestelde termijn en zal worden aangemerkt als ter zitting gegeven toelichting. Het hof zal derhalve op de inhoud daarvan acht slaan.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
4 oktober 2010 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), een brief van 21 oktober 2010 met bijlagen van mr. Vaupell, een faxbericht van 5 april 2011 van mr. Crozier, een brief van 12 april 2011 en een faxbericht van 18 april 2011, beide van mr. Vaupell en een faxbericht van 19 april 2011 van mr. Crozier.
Ter zitting van 20 april 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, de moeder, bijgestaan door mr. A.J. de Boer (namens mr. Crozier), de heer Kelderhuis namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) en mevrouw Bouazza namens Bureau Jeugdzorg (hierna: BJZ).
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de ouders zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder. De kinderen staan sinds 28 april 2010 onder toezicht van BJZ.
2. De vader heeft de rechtbank - bij inleidend verzoek van 6 augustus 2008 - verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen, inhoudende dat de kinderen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 19.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij gedurende de zomervakantie in ieder geval drie weken aaneengesloten (tijdens de bouwvak), bij de vader zullen verblijven en te bepalen dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over de kinderen.
3. Bij beschikking van 22 juli 2009 heeft de rechtbank de zaak aangehouden en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Voorts heeft de rechtbank bij beschikking van 14 oktober 2009 de raad verzocht om een onderzoek in te stellen en in afwachting van de rapportage van de raad een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Het hoger beroep van de vader richt zich tegen deze beslissing.
De overwegingen
5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er zich rondom de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in het afgelopen jaar meerdere malen heftige incidenten hebben voorgedaan, waarvan de kinderen getuige zijn geweest. BJZ en de moeder hebben verklaard het, gelet op deze incidenten, momenteel niet in het belang van de kinderen te achten dat er omgang plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. De raad is eveneens van mening dat de omgang zoals die momenteel verloopt niet in het belang van de kinderen is. Het is, volgens de raad, wel in het belang van de kinderen dat er omgang met de vader zal zijn, maar de huidige omgangsregeling is gelet op de conflicten tussen de ouders te ruim. Het is bovendien erg belastend voor de kinderen om in de strijd tussen de ouders te worden betrokken. De ouders dienen er dan ook voor te zorgen dat de kinderen - nu en in de toekomst - op geen enkele wijze in hun conflicten worden betrokken. De veiligheid van de kinderen komt eveneens in het geding door de agressieve houding van de vader.
6. Het hof is van oordeel dat de incidenten de communicatie tussen de ouders op zodanige wijze belemmeren, dat het op dit moment toewijzen van het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag over de kinderen te belasten en de omgangsregeling uit te breiden, niet in het belang van de kinderen is. Het is, naar het oordeel van het hof, wel in het belang van de kinderen dat zij contact met de vader zullen blijven houden, nu gebleken is dat de kinderen het fijn vinden om omgang met de vader te hebben.
7. De vader geeft aan hulp te willen inschakelen om onder meer zijn emoties onder controle te krijgen, zodat hij conflicten niet langer met verbale dan wel non-verbale agressie zal trachten op te lossen. Het is positief dat de vader zelf inziet hulp nodig te hebben om zijn emoties onder controle te krijgen. Het hof kan zich voorstellen dat de vader de noodzakelijke hulp zal inschakelen om er onder meer ook voor te zorgen dat de communicatie tussen de ouders zal verbeteren.
8. De raad heeft geadviseerd de omgang tussen de vader en de kinderen opnieuw te laten opbouwen onder leiding van het omgangscentrum van Jeugdhulp Friesland, om de omgang tussen de vader en de kinderen op een voor de kinderen veilige en verantwoorde manier vorm te geven, met als doel dat de ouders in de toekomst in staat zullen zijn zelfstandig - en op een voor de kinderen veilige en verantwoorde manier - invulling te geven aan de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Indien de vader met succes aan zijn agressie heeft gewerkt door middel van therapeutische begeleiding kan, volgens de raad, gekeken worden naar een eventuele uitbreiding van de omgangsregeling.
9. Het hof zal het advies van de raad volgen en de beslissing - in afwachting van de resultaten van het traject bij het omgangscentrum - zowel met betrekking tot het gezag als met betrekking tot de omgang aanhouden.
10. Zowel de vader als de moeder dient zich - gelet op het belang dat de kinderen hierbij hebben - meewerkend op te stellen en zich bereid te verklaren om aan een goede omgangsregeling te werken door middel van begeleide omgang bij het omgangscentrum. Indien (een van) de ouders niet zal/zullen meewerken aan het traject bij het omgangscentrum, kan het hof daaraan de conclusie verbinden die hij geraden acht.
11. Beide ouders dienen zich in het kader van het traject bij het omgangscentrum bij BJZ aan te melden om een indicatie voor het omgangscentrum te verkrijgen.
12. De ouders dienen het hof te informeren over de rapportage en de bevindingen van het omgangscentrum, waarna de ouders in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na dagtekening van de rapportage schriftelijk op de rapportage en de bevindingen van het omgangscentrum te reageren.
13. De zaak zal in beginsel op de stukken worden afgedaan, tenzij (één van) de ouders dan wel het hof een nadere zitting wenselijk acht.
Slotsom
14. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
draagt de ouders op zich tot BJZ te wenden om een indicatie te verkrijgen voor het omgangscentrum;
draagt de ouders op het hof te informeren over de rapportage en de bevindingen van het omgangscentrum;
stelt partijen in de gelegenheid om binnen twee weken na dagtekening van de rapportage schriftelijk op de rapportage en de bevindingen van het omgangscentrum te reageren;
bepaalt dat de zaak op de stukken zal worden afgedaan, tenzij (één van) de ouders dan wel het hof een nadere zitting wenselijk acht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J.J. Melssen, voorzitter, M.P. den Hollander en J. Hulsebosch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 31 mei 2011 in bijzijn van de griffier.