Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002657-10
Uitspraak d.d.: 6 juni 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 20 oktober 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-121926-10 en 18-030230-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-030230-10 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-121926-10 ten laste gelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan hoger beroep onderworpen - vernietigen en opnieuw recht doen.
Aan verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, in de zaak met parketnummer 18-121926-10 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2010 te [plaats] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]), welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-121926-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2010 te [plaats] op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de processtukken stelt het hof het navolgende vast. Verdachte bevond zich op 12 maart 2010 in de binnenstad van [plaats]. Hier werden verdachte en zijn vriend door een groep jongens aangesproken. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn vriend tegen deze groep jongens heeft gezegd dat ze hen met rust moesten laten, maar dat hij opeens uit het niets een klap in zijn gezicht kreeg van iemand uit de groep. Dit verhaal van verdachte wordt ondersteund door de beelden die middels een beveiligingscamera zijn gemaakt. Op de dvd - die zich in het dossier bevindt - is duidelijk te zien dat verdachte inderdaad uit het niets een vuistslag in zijn gezicht krijgt. Hierna is te zien dat verdachte de boel tot bedaren probeert te brengen en een gesprek aan wil gaan met de jongen die hem heeft geslagen. Op het moment dat verdachte zijn hand uitsteekt naar deze jongen - kennelijk om de boel te sussen - krijgt verdachte van deze zelfde jongen een soort karatetrap ter hoogte van zijn bovenlichaam. Verdachte kan deze schop met zijn arm afweren en wederom is te zien dat verdachte probeert de-escalerend op te treden. Als verdachte dan wederom zomaar een klap in zijn gezicht krijgt van deze jongen slaat verdachte terug, waarna een vechtpartij ontstaat waarin over en weer wordt geslagen.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken acht het hof aannemelijk geworden dat verdachte heeft geslagen ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Gelet op de feitelijke situatie ter plaatse - verdachte werd als het ware omsingeld door de groep waartoe de jongen behoorde die tot driemaal toe in de aanval was gegaan - en het zeer korte tijdsbestek waarin een en ander zich afspeelde, kon in redelijkheid niet worden gevergd dat verdachte anders handelde dan hij heeft gedaan. Tevens is het door verdachte gebruikte geweld niet als disproportioneel aan te merken.
Het hof zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het in de zaak met parketnummer 18-030230-10 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep - voor zover aan hoger beroep onderworpen - en opnieuw recht doende:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-121926-10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het in de zaak met parketnummer
18-030230-10 ten laste gelegde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. S. Zwerwer, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. F. Vellinga-Schootstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 6 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Vellinga-Schootstra, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.