ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ7117

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000903-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Opiumwet met betrekking tot GHB

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 11,79 gram GHB, een verboden middel volgens de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De zaak kwam voort uit een eerdere veroordeling en de verdachte had een lange geschiedenis van drugsmisbruik, maar vertoonde positieve ontwikkelingen in zijn herstel. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen zou frustreren en gaf de verdachte een laatste kans om zijn leven te beteren. De vordering van het openbaar ministerie tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en heeft de verdachte de kans gegeven om onder toezicht van de reclassering te blijven werken aan zijn herstel.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000903-09
Uitspraak d.d.: 6 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 3 september 2008 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 17-880195-06, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 maart 2010 en 23 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken onvoorwaardelijk, alsmede de gedeeltelijke ten uitvoerlegging van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T. Akkerman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,79 gram van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 januari 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11,79 gram van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 6 januari 2008 schuldig gemaakt aan een opzettelijke overtreding van de Opiumwet door GHB aanwezig te hebben. De strafwaardigheid van overtredingen van de Opiumwet is in zijn algemeenheid gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van drugs voor de volksgezondheid vormt en de met dit gebruik gepaard gaande criminaliteit.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 april 2011 blijkt dat verdachte vaak is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook veel Opiumwetdelicten.
Gezien het hiervoor genoemde uittreksel zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd - in beginsel een passende bestraffing zijn. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden hiervan af te wijken.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, d.d. 5 november 2010, blijkt dat het thans beter met verdachte gaat. Verdachte is jarenlang verslaafd geweest aan allerlei oppeppende en bewustzijnbeïnvloedende middelen. Sinds april 2010 gebruikt verdachte echter geen middelen meer en is hij in staat om zonder GHB en speed te functioneren. Ook is inmiddels de medicatie die verdachte gebruikt voor zijn ADHD goed afgestemd. Ter zitting is gebleken dat verdachte het moeilijk vindt zich alleen staande te houden en dat hij openstaat voor hulpverlening. Na de eerdere klinische opname zou verdachte begeleiding krijgen van een coach vanwege zijn ADHD. Dit is echter niet van de grond gekomen. Hoewel verdachte in het tot stand komen van deze begeleiding ook een eigen verantwoordelijk droeg, is het hof van oordeel dat het - gezien verdachtes persoonlijkheid - niet volledig aan verdachte te wijten is dat dit niet is gebeurd.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enigszins positieve ontwikkelingen te veel zal frustreren. Het hof is van oordeel dat verdachte nog een laatste kans verdient. Het is echter aan verdachte deze kans aan te grijpen, teneinde iets van zijn leven te maken. Als steun in de rug zal het hof aan de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf reclasseringstoezicht koppelen. Dit toezicht houdt tevens in dat verdachte zich dient te laten begeleiden door een ADHD-coach van Verslavingszorg Noord Nederland. Dit reclasseringstoezicht zal tevens aan verdachte in de zaak met parketnummer 24-001727-09 worden opgelegd, welke zaak ter zitting gezamenlijk is behandeld met onderhavige zaak.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden van 26 oktober 2006, parketnummer 17-880195-06, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - namelijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enigszins positieve ontwikkelingen te veel zal frustreren - zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikelen 3 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, en 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Leeuwarden en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven ook indien dit inhoudt dat verdachte zich laat coachen voor ADHD bij de ambulante verslavingszorg..
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Groningen van 17 maart 2008, strekkende tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van van 26 oktober 2006, parketnummer 17-880195-06, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Aldus gewezen door
mr. S. Zwerwer, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. F. Vellinga-Schootstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 6 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Vellinga-Schootstra, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.