ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6768

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002130-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht na steekpartij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag, bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. De feiten vonden plaats op 20 mei 2010, toen de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer, een mes gebruikte tijdens een worsteling. Het hof oordeelde dat de verdachte zich niet in redelijke verhouding verdedigde, waardoor het beroep op noodweer werd verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van EUR 2.161,00 aan immateriële schade. Het hof baseerde zijn oordeel op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een hoog recidiverisico. De uitspraak benadrukt de noodzaak van respect voor de lichamelijke integriteit van anderen en de gevolgen van gewelddadig gedrag in de samenleving.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002130-10
Uitspraak d.d.: 1 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 31 augustus 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 17-880201-10 en 17-753270-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 februari 2011 en 19 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Delhaye, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 17-880201-10:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 20 mei 2010 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] met een mes en/of een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
- in de hals heeft gestoken althans gesneden (in de nabijheid van een halsslagader) en/of
- in de linkerwang van die [benadeelde] heeft gestoken althans gesneden en/of hierbij een snijbeweging gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang, en/of
- een of meer (slaande) bewegingen heeft gemaakt tegen de hals en/of het gezicht van die [benadeelde] waarbij verdachte een mes en/of priem althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of waarbij die [benadeelde] in de hals is gestoken althans gesneden en/of in de linkerwang van die [benadeelde] is gestoken althans gesneden en/of waarbij een snijbeweging is gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 20 mei 2010 te [plaats] aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een snijwond vanaf zijn linkerwang langs de kin tot aan de rechterwang en/of een snijwond in de nek/hals en/of waarbij blijvend zichtbare littekens zijn onstaan), heeft toegebracht, door opzettelijk die [benadeelde] met een mes en/of een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
- in de hals te steken althans te snijden en/of
- in de linkerwang van die [benadeelde] te steken althans te snijden en/of hierbij een snijbeweging te maken vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang, en/of
- een of meer (slaande) bewegingen te maken tegen de hals en/of het gezicht van die [benadeelde] waarbij verdachte een mes en/of priem althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of waarbij die [benadeelde] in de hals is gestoken althans gesneden en/of in de linkerwang van die [benadeelde] is gestoken althans gesneden en/of waarbij een snijbeweging is gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang;
feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 mei 2010 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] met een mes en/of een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
- in de hals heeft gestoken althans gesneden (in de nabijheid van een halsslagader) en/of
- in de linkerwang van die [benadeelde] heeft gestoken althans gesneden en/of hierbij een snijbeweging gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang, en/of
- een of meer (slaande) bewegingen heeft gemaakt tegen de hals en/of het gezicht van die [benadeelde] waarbij verdachte een mes en/of priem althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of waarbij die [benadeelde] in de hals is gestoken althans gesneden en/of in de linkerwang van die [benadeelde] is gestoken althans gesneden en/of waarbij een snijbeweging is gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang, terwijl de uitvoering van dat t gezicht van die [benadeelde] waarbij verdachte een mes en/of priem althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand had en/of waarbij die [benadeelde] in de hals is gestoken althans gesneden en/of in de linkerwang van die [benadeelde] is gestoken althans gesneden en/of waarbij een snijbeweging is gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 19 mei 2010 te [plaats], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Je moet oplossen en je regelt het maar. Het kan me niet schelen wat ik daar voor doen moet ook al moet ik daarvoor naar de gevangenis. Ik kom er aan, ik pak je, ik maak je af, als jij er niet bent dan pak ik wel iemand anders", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 17-753270-10 (gevoegd):
feit 1:
hij op of omstreeks 10 mei 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 verweten primair dat hij heeft gepoogd [benadeelde] opzettelijk te doden, subsidiair dat hij zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde] heeft toegebracht, meer subsidiair dat hij heeft gepoogd aan [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet had op de dood van [benadeelde] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [benadeelde], zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging doodslag en (poging) zware mishandeling.
Het hof gaat bij de beoordeling van - onder meer - vorenstaand verweer uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
In de middag van 20 mei 2010 loopt aangever [benadeelde] op de [straat] in [plaats]. Hij ziet daar zijn neef, verdachte [verdachte], staan. Verdachte is op dat moment in gesprek met twee politieagenten. Aangever wil met verdachte praten en loopt naar hem toe. Dit gesprek ontaardt in een heftige woordenwisseling, waarbij de agenten moeten ingrijpen. Zowel verdachte als aangever verlaat de [straat]. Later op de middag loopt aangever opnieuw over de [straat], dit keer samen met zijn broer. Ook verdachte is op de [straat] aanwezig. Nadat er over en weer wat tegen elkaar wordt geschreeuwd, loopt aangever snel op verdachte af, nadat verdachte hem hiertoe min of meer uitdaagt. Aangever heeft inmiddels zijn broer weggestuurd om de auto op te halen. Verdachte pakt ondertussen het mes, met daaraan vastgemaakt een ijzeren priem, dat hij bij zich draagt, opent dit en houdt het verborgen onder zijn oksel. Als aangever verdachte zeer dicht is genaderd en met zijn hoofd tegen verdachtes hoofd staat, pakt verdachte het mes en houdt dit onder de kin van aangever. Aangever is zich er niet van bewust dat verdachte een mes vasthoudt. Er ontstaat vervolgens een worsteling waarbij over en weer wordt geduwd en geslagen. Verdachte maakt tijdens de worsteling meerdere (slaande) bewegingen met het mes in zijn handen in de richting van aangever. Verdachte en aangever worden door omstanders uit elkaar gehaald. Verdachte zit onder het bloed, naar later blijkt, van aangever. Aangever wordt door zijn broer naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt dat aangever meerdere snijverwondingen in de (nabijheid van de) halsstreek heeft opgelopen.
Uit de verklaringen die verdachte heeft afgelegd blijkt niet dat verdachte de hem verweten gedragingen willens en wetens op de dood of het zwaar lichamelijk letsel van aangever [benadeelde] heeft gericht.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood of zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijke opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Vast staat dat verdachte, tijdens een worsteling met aangever, met een mes en een priem in zijn handen meerdere (slaande) bewegingen heeft gemaakt waardoor aangever verwondingen heeft opgelopen in de (nabijheid van de) halsstreek. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar het oordeel van het hof - gelet op het soort wapen, het feit dat verdachte dit wapen (heimelijk) heeft ingezet en (vervolgens) heeft gebruikt tijdens een worsteling en de plaats waar aangever is geraakt - naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [benadeelde] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Contra-indicaties hiervoor heeft het hof niet aangetroffen. Gelet op vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op de dood van [benadeelde].
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 17-753270-10 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 17-880201-10:
feit 1:
hij op 20 mei 2010 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet
- (slaande) bewegingen heeft gemaakt tegen de hals en/of het gezicht van die [benadeelde] waarbij verdachte een mes en priem in zijn hand had en waarbij die [benadeelde] in de hals is gesneden en waarbij een snijbeweging is gemaakt vanaf de linkerwang langs de kin van die [benadeelde] tot aan zijn rechterwang,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 19 mei 2010 te [plaats], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Je moet oplossen en je regelt het maar. Het kan me niet schelen wat ik daar voor doen moet ook al moet ik daarvoor naar de gevangenis. Ik kom er aan, ik pak je, ik maak je af, als jij er niet bent dan pak ik wel iemand anders";
Zaak met parketnummer 17-753270-10 (gevoegd):
feit 1:
hij op 10 mei 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
het in de zaak met parketnummer 17-753270-10 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof ter zake van het verdachte in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 ten laste gelegde eveneens een beroep gedaan op noodweer, dan wel noodweerexces.
Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat er (tijdens de worsteling) sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lichaam, zodat verdedigingshandelingen van de zijde van verdachte geboden waren. Verdachte heeft zich naar het oordeel van het hof echter verdedigd op een wijze die niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanval, nu verdachte heimelijk gebruik heeft gemaakt van een mes, terwijl aangever geen andere wapens heeft gehanteerd dan zijn handen en vuisten. Om die reden wordt het gedane beroep op noodweer verworpen.
Met betrekking tot het gedane beroep op noodweersexces overweegt het hof het volgende.
Dat er bij verdachte ten tijde van de worsteling sprake is geweest van enige mate van gemoedsbeweging, acht het hof gelet op de omstandigheden van het geval aannemelijk. Het hof is echter van oordeel dat geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, noch anderszins naar voren zijn gekomen, waardoor aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Om die reden verwerpt het hof eveneens het beroep op noodweerexces.
Nu er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in de (nabijheid van de) halsstreek te verwonden. Weliswaar heeft het slachtoffer aanvankelijk zelf de (fysieke) confrontatie opgezocht, maar de gewelddadige en levensbedreigende reactie van de zijde van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het leven en de gezondheid van een ander. Dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar is bedreigend en verstrekt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van een medewerker van de sociale dienst van de gemeente [gemeente] en mishandeling van zijn ex-partner. Ook deze feiten duiden erop dat verdachte geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit en gevoelens van (on)veiligheid van een ander.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 19 mei 2011 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder ook mishandeling.
Wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft het hof tevens acht geslagen op de inhoud van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 5 juli 2010 opgemaakt door [deskundige]. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het advies houdt voorts in: "Ingeschat wordt dat er risico op letselschade is voor:
(ex-)partner, familieleden en vrienden/kennissen. Personen die betrokkene als dreiging ervaart. Dat kunnen vanuit verschillende invalshoeken verschillende personen zijn."
Alles afwegende zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft in dit oordeel mede betrokken de omstandigheid dat voor wat betreft feit 1 aangever zelf ook een aandeel heeft gehad in de confrontatie met verdachte. Deze (deels voorwaardelijke) straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.161,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 2.161,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Nu het hof de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, is verdachte tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het verweer van de raadsman dat er sprake zou zijn van eigen schuld van het slachtoffer in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek verwerpt het hof op grond van voornoemde feitelijke gang van zaken, waaruit immers volgt dat de benadeelde weliswaar met verdachte op de vuist is gegaan, maar dat hij er niet op hoefde te rekenen dat verdachte daarbij een mes tegen hem zou gebruiken. Causaliteit noch billijkheid brengt mee dat de schade voor rekening van de benadeelde partij dient te blijven.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 17-753270-10 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het in de zaak met parketnummer 17-880201-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.161,00 (tweeduizend honderdeenenzestig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 2.161,00 (tweeduizend honderdeenenzestig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra, griffier,
en op 1 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J. Rietveld is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.