ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6660

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002523-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van een minderjarige verdachte wegens afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De minderjarige verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld, gepleegd op 28 november 2009. Samen met medeverdachten heeft hij twee slachtoffers gedwongen tot de afgifte van persoonlijke bezittingen, waaronder kleding en mobiele telefoons, door middel van bedreiging met geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, diefstal en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank had eerder een deel van de aanklachten verworpen, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vrijwillige opname in een gesloten jeugdzorginstelling en zijn positieve ontwikkeling sindsdien. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, maar ook de kans op rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002523-10
Uitspraak d.d.: 1 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 8 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van verdachte in zijn hoger beroep voorzover dit is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde en tot veroordeling van verdachte ter zake de hem onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht jeugdreclasseringscontact alsmede tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, met aftrek. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.J.J. Bosma, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 28 november 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jack (van het merk Fred Perry) met daarin twee GSM's en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (van het merk Ralph Lauren) en een pakje sigaretten en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of ze geld hadden en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze hun zakken leeg moesten halen en
- in de jaszakken heeft gevoeld van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft staan schreeuwen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beschenen met mobiele telefoons en heeft gevraagd wat ze in hun zakken hadden en
- de muts van die [slachtoffer 1] en de pet van die [slachtoffer 2] onverhoeds van hun hoofd heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ingesloten/omsingeld en
- die [slachtoffer 1] plots van achteren heeft beetgepakt en voor hem zichtbaar een ploertendoder heeft vastgehouden en, voor die [slachtoffer 1] zichtbaar, [slachtoffer 2] met die ploertendoder heeft bedreigd en
- (nadat die [slachtoffer 1] zich losgerukt had) die [slachtoffer 1] een knietje in zijn kruis heeft gegeven en weer heeft vastgehouden en meerdere knietjes en klappen in de buik heeft gegeven en
- de ploertendoder op het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zijn jack moest uittrekken en moest afgeven en dat als daarbij het jack stuk zou gaan of op de grond zou vallen die [slachtoffer 1] in elkaar geslagen zou worden en
- bij die [slachtoffer 2] een ploertendoder vlak bij zijn hoofd heeft gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik heb 15.000 euro schuld. Dus ik heb dit nodig. Doe nu je jas uit anders moet ik je pijn doen" en
- voor die [slachtoffer 2] zichtbaar, die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:
hij op of omstreeks 28 november 2009 te [plaats], op of aan de openbare weg, te weten in het [park], tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een muts van het merk Ralph Lauren, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een pet van het merk Ralph Lauren, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstallen werden voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of ze geld hadden en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze hun zakken leeg moesten halen en
- in de jaszakken heeft gevoeld van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft staan schreeuwen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beschenen met mobiele telefoons en heeft gevraagd wat ze in hun zakken hadden en
- de muts van die [slachtoffer 1] en de pet van die [slachtoffer 2] onverhoeds van hun hoofd heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ingesloten/omsingeld en
- die [slachtoffer 1] plots van achteren heeft beetgepakt en, voor hem zichtbaar, een ploertendoder heeft vastgehouden en, voor die [slachtoffer 1] zichtbaar, [slachtoffer 2] met die ploertendoder heeft bedreigd en
- (nadat die [slachtoffer 1] zich losgerukt had) die [slachtoffer 1] een knietje in zijn kruis heeft gegeven en weer heeft vastgehouden en meerdere knietjes en klappen in de buik heeft gegeven en
- de ploertendoder op het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zijn jack moest uittrekken en moest afgeven en dat als daarbij het jack stuk zou gaan of op de grond zou vallen die [slachtoffer 1] in elkaar geslagen zou worden en
- bij die [slachtoffer 2] een ploertendoder vlak bij zijn hoofd heeft gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik heb 15.000 euro schuld. Dus ik heb dit nodig. Doe nu je jas uit anders moet ik je pijn doen" en
- voor die [slachtoffer 2] zichtbaar, die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 4:
hij op of omstreeks 28 november 2009 te [plaats], wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel en een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
feit 5:
hij op of omstreeks 14 maart 2010 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiele vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het hof is - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor het tenlastegelegde geweld en bedreiging met geweld, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 28 november 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een jack (van het merk Fred Perry) met daarin twee GSM's en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (van het merk Ralph Lauren) en een pakje sigaretten en geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders,
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of ze geld hadden en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze hun zakken leeg moesten halen en
- in de jaszakken heeft gevoeld van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft staan schreeuwen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft beschenen met mobiele telefoons en heeft gevraagd wat ze in hun zakken hadden en
- de muts van die [slachtoffer 1] en de pet van die [slachtoffer 2] onverhoeds van hun hoofd heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ingesloten/omsingeld en
- die [slachtoffer 1] plots van achteren heeft beetgepakt en voor hem zichtbaar een ploertendoder heeft vastgehouden en voor die [slachtoffer 1] zichtbaar, [slachtoffer 2] met die ploertendoder heeft bedreigd en
- (nadat die [slachtoffer 1] zich losgerukt had) die [slachtoffer 1] een knietje in zijn kruis heeft gegeven en weer heeft vastgehouden en meerdere knietjes en klappen in de buik heeft gegeven en
- de ploertendoder op het voorhoofd van die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zijn jack moest uittrekken en moest afgeven en dat als daarbij het jack stuk zou gaan of op de grond zou vallen die [slachtoffer 1] in elkaar geslagen zou worden en
- bij die [slachtoffer 2] een ploertendoder vlak bij zijn hoofd heeft gehouden en daarbij tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Ik heb 15.000 euro schuld. Dus ik heb dit nodig. Doe nu je jas uit anders moet ik je pijn doen" en
- voor die [slachtoffer 2] zichtbaar, die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:
hij op 28 november 2009 te [plaats], aan de openbare weg, te weten in het [park], tezamen en in vereniging met zijn mededaders met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een muts van het merk Ralph Lauren, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een pet van het merk Ralph Lauren, toebehorende aan [slachtoffer 2].
feit 4:
hij op 28 november 2009 te [plaats], wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel en een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich op 28 november 2009 schuldig gemaakt aan een beroving. Zij hebben de hun bekende leeftijdsgenoten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen tot afgifte van een jack, twee GSM's, geld en een jas en hebben voorts een muts en pet van hun weggenomen.
De strafwaardigheid van deze delicten vindt vooral een grondslag in het feit dat de slachtoffers, die zich vanwege het fysieke geweld dat werd uitgeoefend en de dreiging met een ploertendoder in een kwetsbare positie bevonden, zich hiertegen niet of nauwelijks konden verdedigen en geen andere uitweg zagen dan hun jassen met daarin geld en gsm's onder dwang af te geven.
Verdachte heeft door aldus te handelen sterke gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van hen aangetast. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel en een ploertendoder, wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Verdachte heeft hieraan bijgedragen. Dit te meer nu hij de wapens op straat bij zich gedragen heeft.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige in beginsel als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie geboden is.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 maart 2011 waaruit - ten voordele van verdachte - blijkt dat hij zich niet eerder heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en derhalve moet worden aangemerkt als first offender.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof door de verdachte, zijn raadsvrouw en moeder naar voren zijn gebracht en deze ook uit de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 15 maart 2010 en 31 augustus 2010 en de aanvulling van de GZ-psycholoog [deskundige] d.d. 20 september 2009, het pro justitia rapport d.d. 18 oktober 2010, het traject consult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie d.d. 14 mei 2010 en het ter terechtzitting van het hof door de raadsvrouw overgelegde plan van aanpak van Bureau Jeugdzorg d.d. 16 mei 2011, blijken.
Het hof merkt in dit verband op dat verdachte ter terechtzitting van het hof oprecht de indruk heeft gewekt dat hij zich de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de strafwaardigheid ervan realiseert en nadrukkelijk spijt heeft van zijn daden. Dit wordt ondermeer ondersteund door de omstandigheid dat verdachte zich sinds zijn aanhouding niet meer aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt en de omstandigheid dat hij - na een verblijf van enige weken in de instelling voor gesloten jeugdzorg [instelling] te [plaats] (onderdeel van [instelling]) in het kader van het traject Doen Wat Werkt - zich, in overleg met zijn moeder, medio 2010 uit zelfbescherming op vrijwillige basis heeft laten opnemen in [instelling], alwaar hij in een besloten behandelgroep is geplaatst en nog steeds verblijft.
Op basis van hetgeen met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter terechtzitting is besproken, acht het hof aannemelijk geworden dat thans sprake is van positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Verdachte heeft zich in [instelling] positief ontwikkeld. Zo volgt verdachte op dit moment een VMBO-opleiding in de richting Zorg en Welzijn die hij dit jaar tracht af te ronden, sport veel en is niet meer afhankelijk van middelengebruik. Voorts heeft hij de ambitie om na de zomer een MBO-opleiding te volgen. Het is de verwachting dat verdachte in de zomer van 2011 kan uitstromen.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien en mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte (op vrijwillige basis) reeds een substantiële periode vrijheidsbeperkingen heeft ondergaan, is het hof van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de oplegging aan de verdachte van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur. Het hof acht wel geboden dat aan de verdachte als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de jeugdreclassering wordt opgelegd c.q. dit contact wordt voortgezet, nu verdachte de nodige hulp en steun ontleent aan dat contact en zijn moeder dit onderschrijft en dit contact voorts dient ter controle op de continuering van de gesignaleerde positieve ontwikkelingen. Bovendien acht het hof oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie geboden als stok achter de deur om verdachte er van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof,
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 3 ten laste gelegde.
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
- bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
- draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 1 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.H.M. Zwinkels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.