ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6632

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003183-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte is vervolgd voor mishandeling, gepleegd op 15 januari 2008 in de woning van de aangeefster. De verdachte ontkent ooit in die woning te zijn geweest, maar het hof heeft op basis van getuigenverklaringen en ander bewijs vastgesteld dat de verdachte inderdaad aanwezig was en de aangeefster heeft mishandeld. Het hof heeft eerder twee getuigen vrijgesproken van meineed, maar heeft desondanks het feit bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van 400 euro betalen aan de benadeelde partij. De vordering van de advocaat-generaal tot een werkstraf van 40 uren werd door het hof als onvoldoende beschouwd, gezien de ernst van het feit. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003183-09
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 30 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. G.W. van der Zee, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 15 januari 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), aan haar haar heeft getrokken en/of (vervolgens) heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Het hof constateert dat in twee zaken in hoger beroep door dit hof is beslist terzake vervolging wegens meineed door twee verdachten die in de onderhavige zaak ter terechtzitting in eerste aanleg als getuige waren gehoord. Het hof heeft deze beide verdachten vrijgesproken in die zaken en het heeft zich daarbij in beoordelende zin uitgelaten over de verklaringen in het dossier.
In het onderhavige strafdossier maken de getuigenverklaringen deel uit van het dossier. Het hof komt mede op basis van genoemde verklaringen, maar ook op basis van ander bewijs, tot een bewezenverklaring. Daarbij wordt overwogen dat de waarde, weging en beoordeling van die getuigenverklaringen in de onderhavige zaak, waar het gaat om vervolging wegens mishandeling, een andere is dan in de bedoelde meineedzaken, nu het een wezenlijk ander verwijt betreft.
Het hof overweegt meer in het bijzonder dat de geconstateerde verschillen in de diverse verklaringen in het dossier niet zien op voor het onderhavige delict relevante punten. De onmiskenbare verschillen hebben met name betrekking op wie, wanneer en in welke volgorde de woning van aangeefster heeft betreden en verlaten. Zij maken echter niet zonder meer onaannemelijk dat de mishandeling van aangeefster heeft plaatsgevonden op de in haar aangifte geschetste wijze. Daarbij komt dat de verklaringen op essentiële punten worden ondersteund door een ander bewijsmiddel.
Ten aanzien van de ontkenning van verdachte dat zij op 15 januari 2008 in [plaats] in de woning van aangeefster is geweest overweegt het hof als volgt.
Niet alleen aangeefster1 verklaart dat verdachte die dag in haar woning is geweest, maar ook getuige [getuige]2 verklaart een vrouw die voldoet aan de beschrijving van verdachte op die dag in die woning te hebben gezien. Daar komt bij dat de toenmalige partner van verdachte, [naam], direct nadat de politie na de melding ter plaatse was, aan een verbalisant heeft verklaard dat verdachte was weggelopen, aldus het proces-verbaal van bevindingen3. Het hof acht, gelet op deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 januari 2008 in [plaats] in de woning van aangeefster is geweest en haar heeft mishandeld. Dit oordeel baseert het hof mede op het aanvullend proces-verbaal opgemaakt door [verbalisant 1], waarin wordt geschreven welke waarnemingen hij heeft gedaan jegens aangeefster, welke gelden als ondersteuning voor de juistheid van die aangifte.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 januari 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), aan haar haar heeft getrokken en vervolgens heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 15 januari 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling. Zij heeft aangeefster hard aan de haren getrokken, waardoor aangeefster ten val is gekomen en zij heeft aangeefster een schop gegeven. Aangeefster heeft hierdoor pijn heeft ondervonden. Deze mishandeling vond plaats in de slaapkamer van de woning van aangeefster, terwijl verdachte zich daar zonder uitdrukkelijke toestemming van aangeefster bevond. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, de in eerste aanleg opgelegde straf, als ook op door de advocaat-generaal gevorderde straf, acht het hof oplegging van na te melden straf passend en geboden. Het hof overweegt daarbij dat de vordering van de advocaat-generaal in onvoldoende mate recht doet aan de ernst van het feit en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd. Het voorwaardelijke deel van de straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 400,00 (vierhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 400,00 (vierhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 31 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer], d.d. 16 januari 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1]
2 Proces-verbaal van verhoor met nummer [nummer], d.d. 16 januari 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2]
3 Proces-verbaal met nummer [nummer], d.d. 16 januari 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]