ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6470

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003010-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van ambtenaren in functie met veroordeling voor wederspannigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van twee politieambtenaren in functie, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit. De vrijspraak was gebaseerd op discrepanties tussen de verklaringen van de politieagenten en de beelden van bewakingscamera's, waardoor het hof niet overtuigd was dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen had verricht. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor wederspannigheid, omdat hij zich had verzet tegen zijn aanhouding door de politie. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hoedanigheid van de agenten in burger en dat zijn verzet tegen de aanhouding gewelddadig was. De verdachte kreeg een werkstraf van 60 uren opgelegd, die vervangen kan worden door 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit dat aan de vorderingen ten grondslag lag. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het de verklaringen van de betrokkenen en het beschikbare bewijs heeft gewogen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003010-10
Uitspraak d.d.: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 3 tenlastegelegde tot een werkstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel worden toegewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. van Linde, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het door de verdediging ingestelde hoger beroep gericht is tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde, zal het hof verdachte daarin niet ontvankelijk verklaren.
Omvang van het hoger beroep
Ter zitting heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. Het hoger beroep is derhalve beperkt tot de feiten 1 en 3.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], opzettelijk mishandelend een of meer ambtenaren, te weten - [benadeelde 2], hoofdagent van de Regiopolitie [plaats] en/of - [benadeelde 1], aspirant van de Regiopolitie [plaats], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen met kracht in het gezicht en/of op het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of die [benadeelde 2] meermalen bij de nek heeft gepakt, waardoor voornoemde ambtena(a)r(en) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
feit 3:
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], toen (een) aldaar dienstdoende politieambtena(a)r(en), te weten [benadeelde 2], hoofdagent van de Regiopolitie [plaats] en/of [benadeelde 1], aspirant van de Regiopolitie [plaats], verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door - meermalen om zich heen te slaan en/of - zich los te rukken en/of - weg te rennen en/of - het meermalen bij de nek pakken van die [benadeelde 2] en/of - te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Het hof heeft op grond van het aanwezige bewijsmateriaal en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Daarbij heeft een rol gespeeld dat de in het dossier opgenomen verklaringen van politieagenten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] een zekere mate van discrepantie vertonen met de videobeelden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 3 wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Ter terechtzitting heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet op de hoogte was geweest van het feit dat de betrokken agenten in burger, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], dienstdoende politieagenten waren. Zoals echter blijkt uit een bij de politie afgelegde verklaring van verdachte is hij naar een agent in burger - het hof begrijpt [benadeelde 2] - gelopen om te vragen waarom een vriend van verdachte was aangehouden. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij wel het idee had dat de man erbij hoorde of er meer van wist en dat de man naast de politieagenten in uniform stond. Ter zitting heeft verdachte betoogd dat hij zulks had verklaard in antwoord op vragen van de verbalisant terwijl hij nog overstuur was vlak na het incident. Het hof is van oordeel dat dat betoog niet opgaat, mede nu de verklaring van verdachte de dag na het incident is afgenomen. Ondanks het betoog van verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting is naar oordeel van het hof vast komen te staan dat verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij te maken had met politiemensen in burger.
Uit de ter zitting getoonde camerabeelden, de verklaringen van verdachte en de verklaringen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] komt naar voren dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding. Het hof oordeelt dat de aanhouding van verdachte en zijn verzet daartegen een aaneengesloten geheel is geweest. De situatie waarin de opsporingsambtenaren verdachte trachtten aan te houden is niet onderbroken. De dienstdoende agenten in burger verkeerden in rechtmatige uitoefening van hun bediening toen zij verdachte probeerden aan te houden. Verdachte heeft zich daarbij hevig en gedurende enige tijd verzet. Nu op grond van het voorgaande is gebleken dat verdachte opzet heeft gehad op de hoedanigheid van de politieagenten in burger, heeft verdachte - door gewelddadig op te treden - zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 3:
hij op 30 april 2010 te [plaats], toen aldaar dienstdoende politieambtenaren, te weten [benadeelde 2], hoofdagent van de Regiopolitie [plaats] en [benadeelde 1], aspirant van de Regiopolitie [plaats], verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten hadden aangehouden en vast hadden teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door meermalen om zich heen te slaan en weg te rennen en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat, mocht het hof tot een bewezenverklaring komen, verdachte heeft gehandeld uit noodweer, al dan niet in putatieve vorm.
Het hof is van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie nu beide opsporingsambtenaren handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het beroep op noodweer treft geen doel. Zoals bewezenverklaard was verdachte - anders dan de verdediging ter zitting heeft betoogd - op de hoogte van de hoedanigheid van de desbetreffende politieagenten in burger, zodat ook een beroep op putatief noodweer verdachte niet toekomt.
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte in de weg zou staan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op Koninginnedag in 2010 heeft verdachte zich met een groep vrienden in de binnenstad van [plaats] begeven. Op een gegeven moment slaat een gezellige sfeer om en is de inzet van politie nodig om de orde te handhaven. In plaats van te handelen naar de aanwijzingen van verschillende politieagenten, probeert verdachte de aanhouding van zijn vriend te voorkomen. De situatie escaleert en gedurende enkele ogenblikken concentreert de wanorde zich rondom verdachte vanwege zijn verzet. Uiteindelijk lukt het de opsporingsambtenaren om verdachte te boeien en mee te nemen naar het bureau.
Een gering aantal opsporingsambtenaren moest escalatie van een grote mensenmassa zien te voorkomen. Verdachte heeft het gezag van de politie ondermijnd door zich - op hevige wijze en gedurende een zeker tijdsverloop - te verzetten tegen zijn aanhouding. De opstelling van verdachte ter zitting, waaruit naar voren is gekomen dat hij zich vooral slachtoffer heeft gevoeld van de hele situatie, neemt het hof verdachte - in het licht van het bewezenverklaarde - kwalijk.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 maart 2011 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
In aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend is. Dat het hof bij de hoogte van de straf is afgeweken van de vordering van de advocaat-generaal, is gelegen in het feit dat het hof tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen dan die waarop deze vordering is gebaseerd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 260,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof beschouwt de gestelde schade als rechtstreeks gevolg van het onder 1 tenlastegelegde. Nu verdachte wordt vrijgesproken ter zake van dat feit kan de benadeelde partij niet in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 260,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Het hof beschouwt de gestelde schade als rechtstreeks gevolg van het onder 1 tenlastegelegde. Nu verdachte wordt vrijgesproken ter zake van dat feit kan de benadeelde partij niet in zijn vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
A. Dijkstra, voorzitter,
O. Anjewierden en mr. P.W.M. Huisman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.W.M. Huisman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.