ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6469

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000422-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanpassing van gevangenisstraf in hoger beroep na poging tot doodslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen van 21 februari 2011. De verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag op zijn kennis, werd aanvankelijk door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft de opgelegde gevangenisstraf aangepast. In plaats van de volledige gevangenisstraf van twee jaren, heeft het hof besloten om een deel van de straf, namelijk acht maanden, voorwaardelijk op te leggen. Dit betekent dat de verdachte onder bepaalde voorwaarden niet de volledige gevangenisstraf hoeft uit te zitten, mits hij zich gedurende de proeftijd van twee jaren aan de regels houdt.

De zaak kwam aan het licht na een uit de hand gelopen woordenwisseling tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mesje in de hals stak. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als het slachtoffer onder invloed van alcohol waren tijdens het voorval, wat heeft bijgedragen aan de escalatie van de situatie.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte, die geen geweldsdelicten betroffen, niet meegewogen in de strafoplegging. De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van een evenwichtige straf die recht doet aan de ernst van het delict, maar ook de mogelijkheid biedt voor rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000422-11
Uitspraak d.d.: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 februari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1953],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 april 2011, 12 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en veroordeling ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde tot gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en verbeurdverklaring van het mesje met bijbehorend foedraal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. ing. B. Jans, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn kennis [slachtoffer]. Na een uit de hand gelopen woordenwisseling heeft verdachte [slachtoffer] tijdens de daaropvolgende worsteling met een mesje in de hals gestoken. Verdachte heeft door zijn manier van handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Door het steken in de hals van [slachtoffer] had deze het leven kunnen verliezen.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2011 - eerder onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen betroffen echter geen geweldsdelicten. Het hof zal deze eerdere veroordelingen daarom niet laten meewegen bij de strafoplegging. Het hof heeft tevens gelet op het rapport van de reclassering d.d. 22 december 2010, de persoon van verdachte betreffende.
Het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de advocaat-generaal. Dit werkt door in de strafoplegging.
Gelet op de ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals opgelegd door de eerste rechter (twee jaren) in beginsel een passende bestraffing. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Evenals de rechtbank acht het hof met name van belang dat verdachte en het slachtoffer beiden zwaar onder invloed van alcohol waren en dat er in die situatie een ruzie is ontstaan waarin het slachtoffer zich ook niet onbetuigd heeft gelaten. Anders dan de rechtbank ziet het hof echter aanleiding om van de op te leggen gevangenisstraf een deel (8 maanden) voorwaardelijk op te leggen. Het hof beoogt met het opleggen van het voorwaardelijke deel tevens verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.