ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6237

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002448-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van dwang bij seksuele handelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was aangeklaagd voor het primair ten laste gelegde van verkrachting en subsidiair voor seksuele handelingen met een persoon die niet in staat was om haar wil te bepalen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 mei 2009, waarbij de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat deze handelingen niet vrijwillig waren en dat zij onder dwang heeft gehandeld. De verdachte daarentegen heeft gesteld dat de handelingen vrijwillig waren en dat er geen sprake was van dwang.

Het hof heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen onder zodanige dwang is gezet dat zij deze niet kon weerstaan. Er bleek geen fysieke weerstand of protest uit de bewijsmiddelen, en de tegenstrijdige verklaringen hebben geleid tot twijfels over de gang van zaken op de bewuste dag. Het hof heeft vastgesteld dat de staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn van de aangeefster niet is komen vast te staan, en dat er geen bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van een eventuele geestelijke of lichamelijke onmacht van de aangeefster.

Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de handelingen die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de beslissing op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002448-09
Uitspraak d.d.: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 22 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 februari 2011, 12 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van EUR 2300,- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkheid voor het overige van de vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.E. Wielenga, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 17-880239-09:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 29 mei 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (onder meer)
- zijn tong in het oor en/of de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte zich onverhoeds en/of plotseling en/of ongenodigd de toegang heeft verschaft tot de woning van die (mentaal en/of fysiek minder weerbare) [slachtoffer] en/of die (aldus overrompelde) [slachtoffer] heeft medegedeeld: "Ik ben [verdachte] en ik neuk alles wat vast en los zit; ik moet toch nog voorkomen" en/of (vervolgens) plotseling en/of onverhoeds die [slachtoffer] is gaan betasten en/of zoenen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] bij haar pols heeft gepakt en/of haar in de richting van de slaapkamer heeft geduwd en/of getrokken, althans geleid en/of die [slachtoffer] op het bed heeft geduwd, althans plaats laten nemen en/of (vervolgens) boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of de kleding van die (overrompelde en/of stijf van angst zijnde) [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of/in elk geval door zijn psychisch en/of fysiek overwicht op die (mentaal en/of fysiek minder weerbare) [slachtoffer] en/of met gebruikmaking van zijn kennelijke bedoelingen een situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd waarin zijn zich niet, althans onvoldoende kon verzetten tegen en/of onttrekken aan voormelde seksuele handelingen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 29 mei 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (onder meer)
- zijn tong in het oor en/of de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De raadsman heeft ter zitting ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster en die van verdachte verschillen en dat geloof dient te worden gehecht aan de verklaringen van verdachte om meerdere redenen. De verklaringen van verdachte zouden steun vinden in enkele objectieve feiten. Verder zouden de verklaringen van aangeefster tegenstrijdigheden bevatten en niet te rijmen zijn met enkele bewijsmiddelen. De verklaringen van verdachte zouden moeten leiden tot de conclusie dat van dwang geen sprake is geweest zodat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat uit de bewijsmiddelen niet noodzakelijk zou volgen dat aangeefster een stoornis van haar geestvermogens had ten tijde van de tenlastegelegde handelingen. Ook zou uit de bewijsmiddelen niet kunnen leiden dat, mocht er al sprake zijn van een stoornis, verdachte daaromtrent wetenschap heeft gehad. Verder zou uit meerdere omstandigheden blijken dat aangeefster in het verleden seksueel actief is geweest, waaruit zou volgen dat aangeefster wel degelijk in staat is geweest haar wil te bepalen ten aanzien van seksuele handelingen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld dient te worden voor het primair ten laste gelegde. De advocaat-generaal voert ter ondersteuning van dat standpunt aan dat de verklaringen van aangeefster consistent zijn en bovendien geloofwaardiger dan die van verdachte. De advocaat-generaal stelt dat bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van verschillende seksuele handelingen.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Naar het oordeel van het hof is vast komen te staan dat tussen verdachte en aangeefster seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij verdachte het lichaam van aangeefster seksueel is binnengedrongen. Aangeefster verklaart dit niet te hebben gewild. Voor een veroordeling ter zake van verkrachting is vereist dat het seksueel binnendringen van het lichaam onder dwang is gebeurd. De vereiste dwang moet van een zodanig kaliber zijn dat men toelaat wat men, ware er geen dwang, niet zou hebben gedaan.
In de verklaringen van aangeefster is beschreven dat zij overrompeld was en verstijfde van angst. Met fysiek en psychisch overwicht zou verdachte aangeefster hebben gedwongen tot het toelaten van seksuele handelingen. In de lezing van verdachte zijn de seksuele handelingen vrijwillig verricht. Het dossier bevat enkele aanwijzingen dat de verklaringen van aangeefster op een aantal punten niet stroken met de tenlastegelegde gebeurtenis. Zo heeft verdachte verklaard over onderwerpen die aangeefster zou hebben aangekaart ten tijde van het ten laste gelegde, welke kennis verdachte alleen kon bezitten als aangeefster met hem heeft gesproken. Aangeefster heeft daarentegen verklaard niet met verdachte te hebben gesproken.
Het hof heeft de overtuiging verkregen dat aangeefster de seksuele handelingen niet heeft gewild. Bewezen moet echter worden dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen onder zodanige dwang is gezet door verdachte dat zij deze niet kon weerstaan. Van enige weerstand in fysieke zin of protest blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Gelet op het bovengenoemde omtrent de tegenstrijdige verklaringen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat er zodanige twijfels zijn over de gang van zaken op de bewuste dag, dat de lezing van verdachte dat hij gedacht heeft dat aangeefster vrijwillig handelde, geenszins kan worden uitgesloten. Het hof heeft derhalve niet de overtuiging verkregen dat verdachte de voor verkrachting vereiste mate van dwang heeft uitgeoefend, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van verkrachting.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
Het hof is van oordeel dat de staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht van aangeefster niet vast is komen te staan. Voorts bevat het dossier - hoewel enkele verklaringen zijn afgelegd over het IQ van aangeefster - geen bewijs van een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestesvermogens dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken ten aanzien van seksuele handelingen of daartegen weerstand te bieden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat aangeefster twee kinderen heeft en voorts dat een anticonceptiemiddel bij aangeefster is geplaatst. Ook de wetenschap van verdachte - waaraan hoge eisen mogen worden gesteld - over de geestesgesteldheid van aangeefster, is niet vast komen te staan. Verdachte heeft immers enkel verklaard dat aangeefster voor wat betreft IQ nooit aan hem zou toekomen. Die verklaring is niet toereikend om te kunnen spreken van wetenschap omtrent iemands gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten aanzien van seksuele handelingen. Ook uit andere bewijsmiddelen kan verdachtes wetenschap daaromtrent niet worden afgeleid.
Het voorgaande brengt mee dat het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft verkregen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdacht daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A. Dijkstra, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. P.W.M. Huisman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Huisman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.