ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6237
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van dwang bij seksuele handelingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was aangeklaagd voor het primair ten laste gelegde van verkrachting en subsidiair voor seksuele handelingen met een persoon die niet in staat was om haar wil te bepalen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 mei 2009, waarbij de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat deze handelingen niet vrijwillig waren en dat zij onder dwang heeft gehandeld. De verdachte daarentegen heeft gesteld dat de handelingen vrijwillig waren en dat er geen sprake was van dwang.
Het hof heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen onder zodanige dwang is gezet dat zij deze niet kon weerstaan. Er bleek geen fysieke weerstand of protest uit de bewijsmiddelen, en de tegenstrijdige verklaringen hebben geleid tot twijfels over de gang van zaken op de bewuste dag. Het hof heeft vastgesteld dat de staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn van de aangeefster niet is komen vast te staan, en dat er geen bewijs is dat de verdachte op de hoogte was van een eventuele geestelijke of lichamelijke onmacht van de aangeefster.
Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de handelingen die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de beslissing op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren.