ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6234
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal met braak en de bewijsvoering rondom DNA-materiaal
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd in de periode van 17 tot en met 18 april 2008. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een geldkistje en andere goederen uit een garagebedrijf. Tijdens de rechtszittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 10 weken eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, inclusief de getuigenverklaringen en het bewijs dat door de advocaat-generaal was aangedragen. Het belangrijkste bewijsstuk was een bloedspoor dat op de plaats delict was aangetroffen, waarvan de kans bestond dat het DNA-materiaal van de verdachte was. Echter, het hof oordeelde dat deze enkele kans niet voldoende was om de verdachte te verbinden aan het ten laste gelegde feit. Er waren geen andere omstandigheden of bewijzen die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal konden aantonen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om tot een veroordeling te komen, en dat de verdachte niet had hoeven verklaren over het bloedspoor, aangezien de bewijslast niet bij hem lag. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdachte in het proces.