ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6234

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001348-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en de bewijsvoering rondom DNA-materiaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 26 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd in de periode van 17 tot en met 18 april 2008. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een geldkistje en andere goederen uit een garagebedrijf. Tijdens de rechtszittingen heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 10 weken eiste. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, inclusief de getuigenverklaringen en het bewijs dat door de advocaat-generaal was aangedragen. Het belangrijkste bewijsstuk was een bloedspoor dat op de plaats delict was aangetroffen, waarvan de kans bestond dat het DNA-materiaal van de verdachte was. Echter, het hof oordeelde dat deze enkele kans niet voldoende was om de verdachte te verbinden aan het ten laste gelegde feit. Er waren geen andere omstandigheden of bewijzen die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal konden aantonen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om tot een veroordeling te komen, en dat de verdachte niet had hoeven verklaren over het bloedspoor, aangezien de bewijslast niet bij hem lag. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de verdachte in het proces.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001348-10
Uitspraak d.d.: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 6 juli 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 januari 2011, 12 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 10 weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit:
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2008 tot en met 18 april 2008, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres] (garagebedrijf) heeft weggenomen een geldkistje en/of een hoeveelheid geld en/of een aantal diskettes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot dat pand heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is met het enkele aantreffen van een bloedspoor op de plaats van het delict onvoldoende onderbouwd dat verdachte zich op het tenlastegelegde tijdstip en op de tenlastegelegde plaats heeft schuldig gemaakt aan de hem verweten gekwalificeerde diefstal. Behalve de vastgestelde - grote - kans dat het aangetroffen bloedspoor het DNA-materiaal van verdachte bevat, is er geen omstandigheid gebleken die verdachte verbindt met het ten laste gelegde feit. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat enkel die kans niet een zodanige situatie met zich meebrengt dat het aan verdachte is om de aanwezigheid van voormeld bloedspoor te verklaren. Hieruit volgt dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. P.W.M. Huisman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R. Jansen, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.W.M. Huisman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.