Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002940-08
Uitspraak d.d.: 27 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 2 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 mei 2009, 11 augustus 2009, 28 oktober 2009, 11 november 2009, 2 februari 2010, 27 april 2010, 20 juli 2010, 12 oktober 2010, 4 januari 2011, 1 april 2011 en 13 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Bij dat vonnis is verdachte voor het primair ten laste gelegde (moord) een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. T. van der Goot en mr. W. Anker, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere grondslag voor de bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging dan de rechtbank komt en zal daarom, ook in aanmerking genomen hetgeen in hoger beroep van de zijde van de verdediging is aangevoerd, opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2008 tot en met 15 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] met een priem en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in de hals/nek en/of borst/hartstreek en/of buik/zij en/of (elders) in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 15 augustus 2008 is overleden;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van een strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 2 augustus 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een priem en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in de hals/nek en/of borst/hartstreek en/of buik/zij en/of (elders) in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bruikbaarheid eerste politieverklaringen van verdachte in relatie tot Salduz-jurisprudentie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoren bij de politie niet is gewezen op zijn recht op consultatie van een advocaat. Deze door verdachte afgelegde verklaringen dienen volgens de verdediging - in lijn met de geldende Salduz-jurisprudentie - van het bewijs te worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Nu het hof de door verdachte tegenover de politie afgelegde verklaringen voorafgaand waaraan hij niet gewezen is op zijn recht op consultatie van een advocaat niet voor het bewijs bezigt, behoeft het verweer geen nadere bespreking.
Voorbedachte raad
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van de onder primair ten laste gelegde moordvariant dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Uit de door verdachte geuite bedreigende bewoordingen en het pakken van een mes kan volgens de verdediging de voorbedachte raad niet worden afgeleid, noch kan deze worden gebaseerd op de omstandigheid dat verdachte een priem bij zich droeg.
Contra-indicaties die aan de aanwezigheid van voorbedachte raad in de weg staan zijn volgens de verdediging de omstandigheid dat sprake was van een vechtpartij waarbij over en weer geslagen is, het feit dat het opgelopen letsel bij het slachtoffer niet duidt op een gerichte steek die met kracht is toegebracht en de omstandigheid dat verdachte al eerder (een meer geschikte) gelegenheid zou hebben gehad om te steken.
Op basis van de inhoud van het dossier en de verklaringen van verdachte ter terechtzittingen bij de rechtbank en het hof - en voor zover het hof komt tot een bewezenverklaring op grond van de in een eventueel op te maken aanvulling op het arrest op te nemen bewijsmiddelen - gaat het hof uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Feiten
Op de avond en in de nacht van 1 op 2 augustus 2008 vindt bij [getuige] aan de [adres] in [plaats] een feestje plaats. Verdachte is daar ook aanwezig. Hij nuttigt daar - net als anderen - alcohol. Daarnaast heeft verdachte geblowd. In de loop van de avond gaat verdachte met zijn vriend [vriend van verdachte] de stad in. Ook daar gebruikt verdachte alcohol.
Aan het begin van de nacht, het is inmiddels 2 augustus, keert verdachte terug bij de woning van [getuige]. Op een gegeven moment staat hij samen met [getuige] voor de woning te praten. [slachtoffer] en [vriendin van slachtoffer] komen aanfietsen. [slachtoffer] roept in het Fries 'midje' (hetgeen betekent: goedemiddag) naar verdachte en [getuige]. Verdachte vat de uitlating op als beledigend en reageert hier verbaal op. [slachtoffer] en [vriendin van slachtoffer] keren om, fietsen terug en stappen van hun fiets. Er ontstaat een woordenwisseling tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer] en [vriendin van slachtoffer] anderzijds. Verdachte trekt daarop zijn vest uit en laat het vest op straat vallen. Verdachte en [slachtoffer] trachten elkaar over en weer te slaan en verdachte geeft [vriendin van slachtoffer] een klap in haar gezicht. Tijdens het handgemeen loopt verdachte zelf een bloedneus op. De door [getuige] te hulp geroepen vrienden komen tussenbeiden. Verdachte gaat samen met [getuige] en zijn vrienden de woning in. [slachtoffer] en [vriendin van slachtoffer] fietsen weg.
In de woning van [getuige] maakt verdachte zijn bloedneus schoon. Verdachte is dan boos. Hij pakt een mes uit de keuken, roept dat hij de jongen zal neersteken en gaat met het mes naar buiten. Verdachte komt buiten ten val en gaat vervolgens de woning weer binnen. Het mes dat verdachte gepakt had, geeft hij in de woning af. Verdachte ontdekt vervolgens dat hij zijn vest mist. Hij vraagt zijn vrienden om het vest te gaan zoeken. Dat doen zij buiten, echter zij vinden het vest niet. Daarop vraagt verdachte aan [getuige] of hij mee wil gaan met de scooter om het vest te zoeken. [getuige] verlaat de woning via de voordeur. Verdachte neemt de route door de garage. In het voorbij gaan grist verdachte een priem mee (zoals afgebeeld op pagina 47 van het dossier) die in een gereedschapskist in de garage ligt. Hij steekt de priem in zijn rechter broekzak, loopt naar buiten en stapt bij [getuige] op de scooter die buiten op de oprit van de woning geparkeerd staat. Vrijwel direct nadat zij de oprit hebben verlaten, zien verdachte en [getuige][slachtoffer] en [vriendin van slachtoffer] aan komen lopen met het vest. Verdachte springt van de scooter af en grist het vest uit de handen van [slachtoffer]. Er ontstaat een tweede verbale confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer]. [getuige] ziet daarin aanleiding om tussen beiden in te gaan staan. [getuige] staat daarbij met gespreide armen en met zijn gezicht naar verdachte toe en roept onder meer dat verdachte moet ophouden. [getuige] probeert verdachte tegen te houden en beide partijen te sussen. Verdachte weet echter om [getuige] heen een klap aan [slachtoffer] te geven. Direct daarop slaat [slachtoffer] verdachte. Verdachte neemt de priem ter hand en steekt [slachtoffer] tweemaal in zijn buik. Verdachte en [slachtoffer] verplaatsen zich al vechtende, met [getuige] tussen hen in, over een geringe afstand. [getuige] komt daarbij ten val. Verdachte heeft de priem nog steeds in zijn hand. Hij ziet kans om [slachtoffer] tweemaal te steken, een keer in de borst en een keer in de hals. Daarop zakt [slachtoffer] volgens een getuige als een 'plumpudding' in elkaar. Vervolgens wordt door verschillende personen geconstateerd dat [slachtoffer] op straat ligt. Omstanders bellen het alarmnummer 112. De politie komt ter plaatse en constateert dat [slachtoffer] niet zelfstandig kan ademen en dat hij een grauwe gelaatskleur heeft. Een van de politiemensen gaat [slachtoffer] reanimeren. Kort daarna neemt het medisch personeel van de gearriveerde ambulance de reanimatie over.
Verdachte rent ondertussen weg, houdt zich enige tijd schuil nabij [adres] en rent verder in de richting van de [straat]. Hij bekijkt de priem en gooit de priem in het water, nabij een brug.
Verdachte wordt dezelfde nacht aangehouden in zijn eigen woning.
In het ziekenhuis, waar [slachtoffer] naar toe is gebracht, constateren de behandelende artsen dat [slachtoffer] de verschijnselen van een hoge dwarslaesie heeft. Dit wordt nadien ook vastgesteld. Na onderzoek blijkt dat behandeling van de dwarslaesie medisch zinloos is. In overleg met [slachtoffer] wordt op 15 augustus 2008 besloten om de kunstmatige beademing te beëindigen, waarna [slachtoffer] diezelfde dag nog overlijdt. Uit de sectie op het lichaam van [slachtoffer] blijkt onder meer van een verwonding links in zijn hals. Hoog in het ruggenmerg wordt een beschadiging aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof kan het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid worden toegerekend aan het steken, door verdachte, met een priem in de hals van [slachtoffer].
Er bestaat een directe relatie tussen het steekletsel in de hals en het ontstaan van de dwarslaesie. Dat [slachtoffer] zelf heeft aangegeven geen verdere - medisch niet zinvolle - behandeling te willen, staat er niet aan in de weg om het overlijden van [slachtoffer] aan het handelen van verdachte toe te rekenen.
Het hof komt verder tot het oordeel dat sprake is van voorbedachte raad.
Op grond van de jurisprudentie is er sprake van voorbedachte raad indien de verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Hoewel de tweede confrontatie slechts een korte tijdspanne heeft geduurd, zijn daarin wel twee momenten aan te wijzen waarop verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich te
bezinnen op zijn handelen en de eventuele gevolgen die dit handelen met zich mee kon brengen. Allereerst heeft verdachte, hoewel op dat moment [getuige] met zijn lichaam [slachtoffer] van verdachte afschermde, de tevoren meegebrachte priem uit zijn broekzak gepakt, ter hand genomen en [slachtoffer] vervolgens daarmee twee maal in de buik gestoken. Vervolgens heeft verdachte, nadat het gevecht was voortgegaan en verplaatst en nadat op enig moment de afscherming door [getuige] was weggevallen, [slachtoffer] nog tweemaal gestoken, waarvan de steek in de hals fataal is geweest. Het hof komt gelet hierop tot een bewezenverklaring van moord.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 augustus 2008 tot en met 15 augustus 2008 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] met een priem in de hals gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op 15 augustus 2008 is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft gelet op het rapport van psycholoog [deskundige 1] d.d. 3 november 2008. Dit rapport houdt onder meer als conclusie in - zakelijk weergegeven -:
"Bij verdachte bestaat geen gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Eveneens bestaat er bij betrokkene geen ziekelijke stoornis. Ten tijde van het plegen van hetgeen de verdachte ten laste wordt gelegd, bestond er ook geen gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis. Betrokkene kan als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd worden."
Psychiater in opleiding [deskundige 2] heeft gezamenlijk met psychiater supervisor [deskundige 3] een rapport d.d. 14 oktober 2008 opgesteld. Dit rapport houdt onder meer als conclusie in - zakelijk weergegeven -:
"Betrokkene is niet lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er geen sprake van dat onderzochte lijdende zou zijn aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen. Betrokkene was volledig toerekeningsvatbaar ten tijde van het ten laste gelegde."
Het hof verenigt zich met de conclusies van psycholoog [deskundige 1] en psychiater [deskundige 2], in zoverre dat het hof overweegt dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde niet leed aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en het feit hem volledig kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzittingen is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer]. Moord is een van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. Het handelen van verdachte, dat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid, heeft het hof hiervoor beschreven bij de feitelijke gang van zaken.
Verdachte heeft door zijn handelen een nog jong medemens van het leven beroofd. Hierdoor is aan ouders hun kind en aan zijn vriendin haar partner ontnomen. Hen en verdere (naaste) familie is onherstelbaar leed aangedaan. Zij hebben bijna twee weken lang moeten leven tussen hoop en vrees. Aanvankelijk in de hoop dat hun geliefde in meer of mindere mate zou herstellen, gaandeweg steeds meer in de wetenschap dat zijn dood aanstaande was. Samen met hem hebben zij de intens verdrietige en (naar het hof aanneemt) bijna onmogelijke beslissing moeten nemen om de kunstmatige beademing te beëindigen. Beide ouders - vader [vader van slachtoffer] is kort nadien overleden - konden de dood van hun zoon maar uiterst moeilijk accepteren.
De verstrekkende gevolgen voor de nabestaanden worden treffend verwoord in de slachtofferverklaringen van zijn moeder [moeder van slachtoffer] en zijn vriendin [vriendin van slachtoffer]. Moeder [moeder van slachtoffer] verwoordde het als volgt: "Die eerste aanblik in het ziekenhuis. [slachtoffer] kon niet meer zelfstandig ademhalen. Het was zo tegenstrijdig met hoe wij [slachtoffer] kenden. Ik kon en wilde mijn ogen niet geloven. Instinctief voelde ik dat ik [slachtoffer] kwijt zou raken. Die gedachte sneed door mijn ziel. Het doet mij ook zo'n pijn om te zien hoe zijn vriendin [vriendin van slachtoffer] met het gemis van [slachtoffer] worstelt. Zij is niet alleen haar partner kwijt, maar ook haar maatje."
Naast het leed dat verdachte de nabestaanden heeft aangedaan, heeft verdachtes handelen de rechtsorde ernstig geschokt. Dergelijk optreden in het openbaar kan, zeker als in het handelen van het slachtoffer geen enkele grond kan worden gevonden voor het gebruik van een potentieel dodelijk wapen, als zeer bedreigend worden beschouwd en veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van de indrukwekkende woorden van de ouders van verdachte, als verwoord in hun schrijven getiteld 'Wreed verstoord'.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 31 januari 2011 eerder in aanraking gekomen met justitie in verband met strafbare feiten, waaronder bedreiging.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadslieden ter terechtzitting van het hof van 13 mei 2011 naar voren zijn gebracht. Daarnaast is acht geslagen op het vroeghulpinterventierapport van de afdeling reclassering van het Leger des Heils d.d. 7 augustus 2008, het trajectconsultrapport van psychiater [deskundige 3] d.d. 13 augustus 2008, het pro justitia rapport van psychiater [deskundige 2] d.d. 14 oktober 2008, het maatregelrapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 16 oktober 2008 en het pro justitia rapport van psycholoog [deskundige 1] d.d. 3 november 2008. Het feit kan verdachte volledig worden toegerekend.
Niettemin komt het hof tot een lagere straf dan waartoe de rechtbank gekomen is en waarvan de advocaat-generaal bevestiging heeft gevorderd.
Het hof overweegt daartoe dat geen sprake was van ruim van tevoren voorgenomen handelen door verdachte. Verdachte heeft evenmin een zorgvuldig beraamd (moord)plan gemaakt om [slachtoffer] van het leven te beroven. Ze kenden elkaar niet eens. Voor de conclusie dat sprake is van een handelen in koelen bloede uit wraakzucht, zoals de advocaat-generaal heeft gesteld, acht het hof onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Veeleer is sprake van een toevallige samenloop van omstandigheden waardoor verdachte en [slachtoffer] elkaar tot twee keer toe getroffen hebben, resulterende in een vechtpartij met uiterst tragische afloop. Voorts heeft het hof de jeugdige leeftijd van verdachte bij zijn oordeel betrokken. Verdachte was ten tijde van het feit 18 jaar, nog schoolgaand en woonde thuis bij zijn ouders. Aldus bezien had hij nog geen zelfstandige positie in de samenleving. Verder heeft het hof de indruk dat verdachte oprecht spijt heeft betuigd ter terechtzitting van het hof op 13 mei 2011. Weliswaar heeft verdachte, sinds het feit, verschillende verklaringen afgelegd omtrent de achtergrond waaruit hij het feit heeft gepleegd, maar dit hangt ook samen met de verschillende procesposities die verdachte in de loop van de procedure heeft ingenomen. Dit behoeft aan de oprechtheid van de spijt niet af te doen.
Het voorgaande in aanmerking genomen en in samenhang beschouwd, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend en geboden. In de door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheden ziet het hof geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Onttrekking aan het verkeer
Het bewezen verklaarde is begaan met behulp van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven priem. Deze priem zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Teruggave van beslag aan rechthebbenden
Het hof zal de teruggave gelasten aan mevrouw [moeder van slachtoffer] van de in beslag genomen kleding van het slachtoffer, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Het hof zal daarnaast de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen kleding, schoenen en de mobiele telefoons, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde (moord) heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een priem.
Gelast de teruggave aan mevrouw [moeder van slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
kleding van [slachtoffer].
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
kleding van verdachte, schoeisel en vier mobiele telefoons.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 27 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.