ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6055

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.035.161/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de appeltermijn en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, stond de overschrijding van de appeltermijn centraal. Beide partijen, de appellante en de gemeente Oostellingwerf, vroegen het hof om hen toch in hun respectieve beroepen te ontvangen, ondanks het feit dat de beroepstermijn was overschreden. De appellante, vertegenwoordigd door mr. W.E.M. Klostermann, en de gemeente, vertegenwoordigd door mr. W.H.C. Bulthuis, voerden aan dat het niet redelijk was om hen te verplichten om beroep in te stellen zolang dat niet was toegestaan. Ze stelden dat er proceseconomische redenen waren om de zaak inhoudelijk te behandelen en dat er geen belang bestond bij een niet-ontvankelijkverklaring.

Het hof oordeelde echter dat de regeling van de beroepstermijn van openbare orde is en dat het hof de naleving van deze termijn ambtshalve moet bewaken. Dit betekent dat het hof niet op verzoek van partijen kan afwijken van de wettelijke termijn. De regeling is bedoeld om de rechtszekerheid te waarborgen en staat de toegang tot de rechter niet in de weg. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. Bovendien was het verlof voor tussentijds beroep gegeven binnen de beroepstermijn, wat ook een reden was om tijdig beroep in te stellen.

Uiteindelijk verklaarde het hof beide partijen niet-ontvankelijk in hun beroepen. Desondanks besloot het hof om de proceskosten te compenseren, zodat elke partij haar eigen kosten zou dragen. Dit arrest werd uitgesproken op 26 april 2011 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest van de meervoudige burgerlijke kamer in de zaak van:
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in het principaal beroep, geïntimeerde in het incidenteel beroep, hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. W.E.M. Klostermann, te Zwolle,
t e g e n
de gemeente Oostellingwerf,
met zetel te Oosterwolde,
geïntimeerde in het principaal beroep, appellante in het incidenteel beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis, te Leeuwarden.
1. Het geding in hoger beroep
Op 28 december 2010 is in deze zaak een tussenarrest uitgesproken.
Vervolgens hebben partijen afgezien van pleidooi en elk gelijktijdig een akte genomen.
Partijen hebben afgezien van antwoordakte.
Daarna is opnieuw arrest gevraagd.
2. Ontvankelijkheid
2.1 Het vonnis waarvan beroep van 14 januari 2009 is een tussenvonnis. Bij beslissing van
25 maart 2009 heeft de rechtbank alsnog tussentijds beroep tegen dat tussenvonnis toegelaten. Ingevolge artikel 339 lid 1 Rv is de termijn van beroep drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis. De omstandigheid dat de rechtbank eerst bij latere beslissing tussentijds beroep heeft toegelaten, maakt dat niet anders (vergelijk HR 23 januari 2004, LJN AL7051; HR 17 december 2010, LJN AR3170). Het beroep tegen het tussenvonnis is ingesteld bij exploot van 10 juni 2009, dus niet binnen de beroepstermijn.
2.2 Beide partijen hebben bepleit dat het hof hen toch in het principaal en incidenteel beroep zal ontvangen. Daartoe is, naast proceseconomische redenen, onder meer aangevoerd dat het niet van partijen kan worden gevraagd beroep in te stellen zolang dat niet is toegestaan en dat zij gezamenlijk wensen dat het hof de zaak inhoudelijk zal behandelen, zodat geen belang bestaat bij niet-ontvankelijkverklaring.
2.3 De regeling van de beroepstermijn is van openbare orde. Het hof heeft de naleving van de termijn ambtshalve te bewaken. Het staat het hof daarom niet vrij op verzoek van partijen daarvan af te wijken. De regeling belemmert ook niet de toegang tot de rechter. De regeling reguleert slechts die toegang in het belang van de rechtszekerheid en partijen hebben met de toepassing daarvan rekening kunnen houden door tijdig beroep in te stellen, in afwachting van de beslissing van de rechtbank over het toelaten van tussentijds beroep. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat in dit geval anders moet worden geoordeeld, zijn niet naar voren gebracht of aannemelijk geworden. Daar komt nog bij dat het verlof voor tussentijds beroep in dit geval is gegeven ruim binnen de beroepstermijn, zodat er ook om die reden geen beletsel was tijdig beroep in te stellen.
2.4 De conclusie is dat partijen niet in hun principaal en incidenteel beroep kunnen worden ontvangen.
2.5 Het hof ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding voor compensatie van de proceskosten.
3. Beslissing
Het hof:
3.1 verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het principaal beroep;
3.2 verklaart de gemeente niet-ontvankelijk in het incidenteel beroep;
3.3 compenseert de kosten in het principaal en incidenteel beroep in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, W.J. van den Bergh en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 26 april 2011.