ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6038

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002157-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en veroorzaken van gevaar op de weg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van rijden onder invloed van alcohol en het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg. Op 27 december 2009 bestuurde de verdachte een personenauto met een ademalcoholgehalte van 690 microgram, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet lag. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag door met hoge snelheid naast een andere auto te rijden en deze opzettelijk te raken, wat levensgevaar voor andere weggebruikers veroorzaakte.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Daarnaast is er een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing en vernietigde het eerdere vonnis. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan het tweede deel van de aanklacht.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij het hof de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 heeft toegepast. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat meegewogen is in de strafoplegging.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002157-10
Uitspraak d.d.: 25 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 10 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. ten laste gelegde tot een geldboete van
€ 850,00, subsidiair 17 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 7 maanden, met aftrek en strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 2. (tweede deel) ten laste gelegde tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte van het onder 2. (eerste deel) vrij te spreken.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. C.C.N. Brens-Cats, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 690 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
feit 2:
het aan zijn, verdachte's, schuld te wijten is dat op of omstreeks 27 december 2009 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], een motorvoertuig (personenauto, merk: Mazda), met welk motorvoertuig verdachte reed op de weg het [straat], dit door, verdachte, bestuurde motorvoertuig is verongelukt en/of vernield en/of onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd, immers is verdachte met hoge, althans met verhoogde snelheid, naast een voor hem, verdachte, rijdende personenauto (merk: VW), bestuurd door [slachtoffer], gaan rijden en/of heeft verdachte (vervolgens) (middels gebaren) getracht de aandacht van die [slachtoffer] te trekken en/of heeft verdachte (vervolgens) zijn motorvoertuig in de richting van en/of tegen het motorvoertuig van/bestuurd door genoemde [slachtoffer] gestuurd, door welke gedraging(en) van verdachte levensgevaar voor die [slachtoffer] en/of een ander is ontstaan;
en/of
hij op of omstreeks 27 december 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto, merk: Mazda), daarmee rijdende op de weg, het [straat], met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig, met hoge, althans met verhoogde snelheid, naast de voor hem, verdachte, rijdende personenauto (merk: VW), bestuurd door [slachtoffer], is gaan rijden en/of (vervolgens) (middels gebaren) heeft getracht de aandacht van die [slachtoffer] te trekken en/of (vervolgens) zijn, verdachte's, voertuig in de richting van en/of tegen het motorvoertuig van/ bestuurd door genoemde [slachtoffer] te sturen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is - met de advocaat-generaal en de raadsvrouw - van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte onder 2. (eerste deel), ten laste is gelegd zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof het wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 27 december 2009 te [plaats], als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 690 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
feit 2:
hij op 27 december 2009 te [plaats], als bestuurder van een motorvoertuig, personenauto, merk: Mazda, daarmee rijdende op de weg, het [straat], met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig, naast de voor hem, verdachte, rijdende personenauto, merk: VW, bestuurd door [slachtoffer], is gaan rijden en vervolgens zijn, verdachte's, voertuig in de richting van en tegen het motorvoertuig bestuurd door genoemde [slachtoffer] te sturen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1. bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 2. bewezenverklaarde levert op de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich als beginnend bestuurder op 27 december 2009 schuldig gemaakt aan het rijden op de openbare weg in een motorrijtuig na het gebruik van alcoholhoudende drank. Het ademalcoholgehalte van de verdachte was op dat moment beduidend hoger dan de toegestane 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, te weten 690 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Tevens heeft verdachte zich toen aldaar schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg. Verdachte is met zijn auto naast de auto van [slachtoffer] gaan rijden en heeft opzettelijk zijn auto tegen de auto van [slachtoffer] gestuurd. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit een uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 15 maart 2011 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op grond van het vorenstaande ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten en acht het hof het passend en geboden om aan verdachte ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde misdrijf een onvoorwaardelijke geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op te leggen. Het hof zal gezien de financiële situatie van verdachte bepalen dat verdachte de geldboete mag voldoen in hierna te bepalen termijnen.
Het hof is van oordeel dat voor een overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 in beginsel een geldboete een passende sanctie is. Het hof ziet echter in de ernst van het gevaarzettende gedrag van verdachte redenen hiervan af te wijken. Het hof zal derhalve aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 4 maanden. Deze ontzegging van de rijbevoegdheid zal echter in voorwaardelijke vorm aan verdachte worden opgelegd, teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom (in het verkeer) strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1. bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 10 (tien) termijnen van 1 maand, elke termijn groot EUR 75,00 (vijfenzeventig euro).
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 1. bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 2. bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 25 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wiarda voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.