ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6029

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001865-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een politiefunctionaris en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte is beschuldigd van belediging van een politiefunctionaris en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats op 8 juli 2009 en 28 mei 2008, waarbij de verdachte respectievelijk een politieagent beledigde door te spugen en haar middelvinger op te steken, en een ander persoon bedreigde met een mes. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, mede gelet op haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. Het hof verwierp het beroep op noodweer en oordeelde dat er geen sprake was van een black-out die het opzet op de belediging uitsloot. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en het hof achtte de opgelegde straf passend en geboden. De beslissing om de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, met toezicht van de reclassering, werd genomen om de verdachte te ondersteunen in haar rehabilitatie.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001865-10
Uitspraak d.d.: 25 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 16 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is ingesteld ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en veroordeling ter zake tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. M. Lok, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 8 juli 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant], aspirant van politie, in diens/dier tegenwoordigheid door een feitelijkheid, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft beledigd, door toen aldaar in de richting van die ambtenaar te spugen en/of haar verdachtes middelvinger naar en in de richting van die ambtenaar op te steken, althans feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
zij op of omstreeks 28 mei 2008 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer] gehouden, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nog 1 stap dichterbij komt dan snij ik je strot door" en/of "Als je nu niet ophoudt dan snijd ik je keel door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer
De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake is geweest van opzet op het onder 1 ten laste gelegde feit, zodat verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een black-out had, veroorzaakt door stress en overmatig alcoholgebruik. Die omstandigheden, voortvloeiend uit de psychiatrische problematiek van verdachte (borderline persoonlijkheidsstoornis), hebben ertoe geleid dat het opzet op de belediging bij verdachte ontbrak.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie staat een ernstige geestelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg indien bij een verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken en daarvan zal overigens slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
Het hof is van oordeel dat - mede gelet op de bevindingen van psychiater [deskundige] in zijn briefrapport van 21 september 2009 - niet aannemelijk is geworden dat bij verdachte sprake is geweest van een zodanige black-out of stoornis van de geestvermogens dat ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen zal hebben ontbroken.
Het hof acht derhalve het opzet op de belediging bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 8 juli 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], aspirant van politie, in dier tegenwoordigheid door een feitelijkheid, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft beledigd, door toen aldaar in de richting van die ambtenaar te spugen en haar middelvinger naar en in de richting van die ambtenaar op te steken;
2.
zij op 28 mei 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van voornoemde [slachtoffer] gehouden, en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nog 1 stap dichterbij komt dan snij ik je strot door" en/of "Als je nu niet ophoudt dan snijd ik je keel door".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat zij handelde uit noodweer, dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het bewezen verklaarde feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De door de raadsvrouw aan het beroep op noodweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer wordt om die reden verworpen. Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een politiefunctionaris door in haar richting te spugen en haar middelvinger op te steken. Zij heeft door haar handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens deze politiefunctionaris, heeft het gezag van de politie ondermijnd en de agent in haar eer en goede naam aangetast.
Voorts heeft verdachte [slachtoffer] bedreigd door een mes in zijn richting te houden en daarbij - zakelijk weergegeven - gezegd zijn keel door te snijden. Door haar handelen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij die [slachtoffer].
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2011 is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Het hof heeft voorts gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze onder meer blijken uit een briefrapport van psychiater [deskundige] van 21 september 2009 en uit hetgeen door de raadsvrouw ter terechtzitting van het hof naar voren is gebracht. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De raadsvrouw heeft aangegeven dat verdachte een rehabilitatietraject van twee jaar volgt bij DAAT-Drenthe, onderdeel van de GGZ Drenthe, en dat de hulp bij de GGZ geïntensiveerd zal worden.
Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke werkstraf van 40 uren passend en geboden is. Daarnaast zal het hof, mede in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact opleggen.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in eerste aanleg. De periode gelegen tussen het eerste verhoor en het vonnis is onredelijk lang geweest. Nu het echter een overschrijding van geringe duur betreft en de op te leggen voorwaardelijke werkstraf minder dan 100 uren beloopt, volstaat het hof met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is geschonden zonder toepassing van strafvermindering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Assen en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 25 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.