Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002881-10
Uitspraak d.d.: 25 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, alsmede strekkende tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 450,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van de vordering. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 5 december 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), in een arm heeft gebeten en/of die [benadeelde] (met kracht) bij een arm heeft vastgepakt en/of/vervolgens een arm van die [benadeelde] op haar rug heeft gedraaid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de maand juni 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), in een arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte is tijdens een ruzie met aangeefster [benadeelde] op een gegeven moment door haar vastgepakt en geslagen. Zij liet hem niet los waarop verdachte, teneinde zich te bevrijden, in haar arm heeft gebeten.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is verseist dat het bewezen verklaarde feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Het hof stelt vast dat aangeefster en verdachte met betrekking tot de feitelijke gang van zaken ten tijde van het incident verklaringen hebben afgelegd die op essentiële punten - in het bijzonder ten aanzien van de volgorde van ieders gedragingen - van elkaar afwijken.
Dat maakt het moeilijk - bij gebreke van ander objectief bewijs - te kiezen voor één van beide verklaringen bij de beoordeling van het gevoerde verweer. Maar zelfs indien ten gunste van verdachte wordt uitgegaan van zijn verklaring ter zaken - waarbij dus sprake zou zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangeefster van zijn, verdachtes, lijf - komt hem geen geslaagd beroep op noodweer toe. Immers, niet aannemelijk is geworden dat verdachte geen andere mogelijkheden ter beschikking stonden om zich aan de situatie te onttrekken en zichzelf te bevrijden dan door aangeefster in haar arm te bijten. En dat hij anders zou handelen dan hij heeft gedaan, kon in de gegeven situatie in redelijkheid ook van hem worden gevergd. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat ook overigens ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de maand juni 2009 [benadeelde] mishandeld door in haar arm te bijten. Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijke integriteit van die [benadeelde] aangetast en haar pijn en letsel toegebracht.
Ten gunste van verdachte spreekt dat hij, zo blijkt uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2011, niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en in afwijking van de gevorderde straf door de advocaat-generaal wegens een beperktere bewezenverklaring door het hof, acht het hof een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 835,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 450,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De door de benadeelde partij gevorderde (immateriële) schade is toegespitst op schade als gevolg van schouderletsel en meerdere mishandelingen over een langere periode en is niet eenduidig in verband te brengen met het bewezen verklaarde eenmalige bijtincident.
Indien dient te worden bepaald welk deel van de schade eventueel nog aan verdachte kan worden toegerekend, zal dit een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van EUR 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 25 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.