ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5796

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000807-10
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling tot werkstraf voor diefstal door verbreking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was beschuldigd van diefstal door verbreking en witwassen. Het hof sprak de verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde, dat wil zeggen de beschuldiging van witwassen, maar veroordeelde hem wel voor diefstal door verbreking. De feiten betroffen een diefstal uit een geparkeerde auto op 13 juni 2009, waarbij de verdachte goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan een ander. De verdachte had zich toegang verschaft tot de auto door middel van braak.

Het hof heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte rekening gehouden met zijn strafblad, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Desondanks heeft het hof ook positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte meegewogen, zoals zijn deelname aan begeleidingstrajecten op het gebied van huisvesting en financiën. Deze trajecten waren succesvol en de verdachte had recentelijk een woning toegewezen gekregen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verdachte een werkstraf van 60 uren op te leggen, subsidiair 30 dagen hechtenis, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof was van mening dat een gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou ondermijnen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. K. Lahuis, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000807-10
Uitspraak d.d.: 24 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 8 maart 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 januari 2011 en 10 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. de Mare, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 13 juni 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [straat] staande personenauto heeft weggenomen twee lampen, een vijlenset, een koffertje met schroevendraaiers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 4 januari 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2009 tot en met 9 maart 2009, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, een voorwerp, te weten een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een fiets, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 13 juni 2009, in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan de [straat] staande personenauto heeft weggenomen twee lampen, een vijlenset, een koffertje met schroevendraaiers, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 13 juni 2009 schuldig gemaakt aan diefstal van een aantal goederen uit een geparkeerd staande auto in [plaats]. Hij heeft hiertoe het raam van een portier van de auto verbroken. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever en hem schade en overlast berokkend.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
24 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder onherroepelijk wegens strafbare feiten - waaronder vermogensdelicten - is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te begaan.
In de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting, wordt ter zake van het bewezen verklaarde feit een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend geacht. Dit, tezamen met verdachtes uitgebreide documentatie, maakt naar het oordeel van het hof dat een gevangenisstraf in beginsel een passend sanctie is.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op een door de verdediging overgelegde brief van
[naam], Ambulant Woonbegeleleider Verslavingszorg Noord Nederland, waaruit blijkt dat verdachte op vrijwillige basis wordt begeleid op de gebieden huisvesting en financiën, en dat deze begeleidingstrajecten voorspoedig verlopen. Verdachte heeft onlangs een woning op zijn naam toegewezen gekregen, nadat hij daartoe een proeftraject succesvol had afgerond. Volgens [naam] is het leven van verdachte in rustiger vaarwater terechtgekomen. Het hof ziet in deze positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte aanleiding om verdachte een werkstraf van na te melden duur op te leggen. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden deze positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte te niet doen. Gelet op de vrijwillige medewerking van verdachte aan de verschillende begeleidingstrajecten, zal het hof geen voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht opleggen.
Het hof ziet echter in de hierboven aangehaalde oriëntatiepunten en documentatie van verdachte aanleiding om wat betreft de duur van de werkstraf ten nadele van verdachte af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis gevorderd ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde. Hoewel het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde, acht het hof op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enig in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 24 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. K. Lahuis en W.F. van Zant zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.