ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5783

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001027-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding redelijke termijn in appèlfase en strafvermindering bij valsheid in geschrifte en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte in de periode van 18 juli 1996 tot en met 10 oktober 1996 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste documenten, waaronder een paspoort en een geboorteakte, om een verblijfsvergunning te verkrijgen. Dit gebruik van vervalste geschriften werd gekwalificeerd als opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, meermalen gepleegd, en leidde tot een veroordeling voor valsheid in geschrifte.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor diefstal, gepleegd op 10 maart 2006, waarbij hij geld heeft weggenomen dat toebehoorde aan een ander. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Echter, de ernst van de gepleegde feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, die meer dan 13 maanden bedroeg, leidde tot een strafvermindering. De oorspronkelijke gevangenisstraf van 10 weken werd verlaagd naar 9 weken. Het hof verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze zich niet opnieuw had gevoegd in het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is bij verstek gewezen.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001027-08
Uitspraak d.d.: 24 mei 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 4 april 2008 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 19-606261-07 (hierna te noemen zaak A) en 19-830237-06 (hierna te noemen zaak B), tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde in zaak A onder 1 en in zaak B tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan hoger beroep onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak A:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 1996 tot en met 10 oktober 1996, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals/vervalste paspoort en/of een valse/vervalste geboorteakte en/of een valse/vervalste ongehuwdverklaring, - zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte toen aldaar dat paspoort en/of die geboorteakte en/of die ongehuwdverklaring heeft overgelegd bij het aanvragen/ter verkrijging van een vergunning tot verblijf en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in dat paspoort en/of die geboorteakte en/of die ongehuwdverklaring een andere/onjuiste (achternaam) en geboortedatum van verdachte was opgenomen;
Zaak B:
hij op of omstreeks 10 maart 2006 in de gemeente [gemeente 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak A onder 1 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak A:
feit 1:
hij op 23 juli 1996 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst paspoort en een vervalste geboorteakte en een vervalste ongehuwdverklaring, - zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte toen dat paspoort en die geboorteakte en die ongehuwdverklaring heeft overgelegd bij het aanvragen van een vergunning tot verblijf en bestaande die vervalsing hierin dat in dat paspoort en die geboorteakte en die ongehuwdverklaring een andere onjuiste naam en geboortedatum van verdachte waren opgenomen;
Zaak B:
hij op 10 maart 2006 in de gemeente [gemeente 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 23 juli 1996, met de bedoeling een verblijfsvergunning te verkrijgen vervalste stukken overgelegd aan de tot verlening van verblijfsvergunning bevoegde instantie. Dit betrof een vervalst Egyptisch paspoort, een vervalste geboorteakte en een vervalste ongehuwdverklaring. Hiermee heeft verdachte meermalen opzettelijk en op een geraffineerde manier gebruik gemaakt van een vervalst geschrift, teneinde zichzelf in een betere positie te brengen. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen beschaamd dat men in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen. Daarbij hadden de gedragingen van verdachte een negatieve invloed op de betrouwbaarheid van het Nederlandse persoonsregistratiesysteem, niet alleen ten aanzien van hemzelf, maar ook ten aanzien van zijn directe familieleden, terwijl het in het maatschappelijk verkeer van belang is dat de informatie in dit systeem betrouwbaar is.
Voorts heeft verdachte zich op 10 maart 2006 schuldig gemaakt aan diefstal van geld uit een kassa. Hiermee heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van deze hoeveelheid geld.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
24 maart 2011, waaruit ten voordele van verdachte blijkt dat hij niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken een passende en noodzakelijke bestraffing is. Een lichtere strafmodaliteit komt thans, gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten, niet in aanmerking. Het hof wijkt om dezelfde redenen ten nadele van verdachte af van de vordering van de advocaat-generaal.
De behandeling ter terechtzitting is niet binnen 2 jaren na het instellen van het rechtsmiddel d.d. 4 april 2008 afgerond met een eindarrest. Derhalve is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 13 maanden. In verband met die overschrijding zal het hof op voormelde gevangenisstraf van 10 weken, 1 week in mindering brengen, zodat een gevangenisstraf voor de duur van 9 weken opgelegd zal worden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, in zijn vordering niet-ontvankelijk is verklaard en zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op de vordering beslissen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 225 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het in de zaak met parketnummer 19-606261-07 (zaak A) onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-606261-07 (zaak A) onder 1 en in de zaak met parketnummer
19-830237-06 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 19-606261-07 (zaak A) onder 1 en in de zaak met parketnummer 19-830237-06 (zaak B) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) weken.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 24 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. K. Lahuis en W.F. van Zant zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.