komen als volgt overeen:
1. Ter aflossing van genoemde schuld zal door schuldenaar maandelijks, voor het eerst op 1 november 2009, een bedrag van € 1.500,00 betalen, zulks voor de duur van 15 maanden;
2. De overdracht van de inventaris eerst zal plaatsvinden op 5 april 2012, zijnde de datum waarop de exploitatieovereenkomst inzake de in het pand aanwezige speelautomaten, eigendom van schuldeiser, expireert, op welke datum eveneens in de plaatsstelling zal plaats vinden inzake de met de eigenaar van het pand gesloten huurovereenkomst;
3. De overige voorwaarden inzake de oorspronkelijke huurkoopovereenkomst onbeperkt van kracht zullen blijven;
4. Dat de reeds gemaakte incassokosten, waaronder de kosten van deurwaarderskantoor GIW en de kosten van de aangespannen rechtzaak, alsmede de kosten voor het opmaken van deze overeenkomst, geheel voor rekening komen van schuldenaar, die hierbij uitdrukkelijk verklaart deze kosten op eerste verzoek aan schuldeiser of direct, nadat bedoelde kosten bij haar door derden in rekening zijn gebracht, zal voldoen;
5. Bij eventuele verkoop of overdracht van de onderneming zal schuldenaar er borg voor staan, dat het dan aanwezige restant van de schuld, indien aanwezig, direct, zonder korting of compensatie aan schuldeiser zal worden voldaan, bij gebreke waarvan de verkoop of de overdracht van de onderneming aan derden nietig zal zijn. Bovendien zal zij er in dat geval voor zorgdragen, dat de overeenkomst met betrekking tot de speelautomaten alsmede de bestaande huur overeenkomst ongewijzigd zullen doorlopen tot 5 april 2012."
1.10 [appellante] is niet in rechte verschenen en heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde].
1.11 Op 10 november 2009 heeft de kantonrechter bij verstek vonnis gewezen tussen [geïntimeerde] en [appellante]. De kantonrechter heeft onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken en [appellante] opgedragen het pand te ontruimen. Voorts zijn toegewezen de gevraagde veroordelingen tot betaling van € 18.714,29 plus wettelijke rente en van € 1.957,40 per maand of gedeelte daarvan vanaf 1 september 2009 tot 1 oktober 2011, tenminste tot aan de dag dat [geïntimeerde] een nieuwe huurovereenkomst sluit met een derde. De gevorderde huurkooptermijnen vanaf 1 september 2009 van € 2.000,00 per maand zijn afgewezen aangezien deze overeenkomst niet wordt ontbonden en [appellante] ter zake van die termijnen niet in verzuim is.
1.12 [appellante] is op 10 december 2009 van dit vonnis in verzet gekomen. Na antwoord in oppositie zijdens [geïntimeerde] heeft [appellante] niet van repliek in oppositie gediend.
1.13 De huurtermijnen van oktober 2009 tot en met april 2010 zijn door [appellante] betaald.
1.14 Bij vonnis van de kantonrechter van 20 april 2010 is het vonnis van 10 november 2009 bekrachtigd. Hiertoe heeft de kantonrechter overwogen dat de omstandigheid dat [appellante] niet tijdig heeft gereageerd op het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde], voldoende aanleiding is om het gevorderde in de dagvaarding in oppositie af te wijzen.
1.15 Het vonnis van 20 april 2010 is op 21 mei 2010 aan [appellante] betekend. In reactie hierop heeft de advocaat van [appellante] bij faxbericht van 2 juni 2010 een betalingsvoorstel gedaan aan de gemachtigde van [geïntimeerde].
1.16 Namens [geïntimeerde] is hierop gereageerd door de voor 9 juni 2010 aangezegde ontruiming op te schorten onder voorwaarde dat de voorgestelde bedragen van € 8.750,00 en € 4.480,00 uiterlijk op 8 juni 2010 zijn overgemaakt.
1.17 Op 8 juni 2010 heeft de gemachtigde van [appellante] aan de gemachtigde van [geïntimeerde] per faxbericht laten weten:
(…)
Zojuist heeft een derde een bedrag van € 13.230,-- in contanten op mijn kantoor afgegeven. Ik heb toestemming verkregen om dit bedrag aan uw kantoor c.q. uw cliënt over te maken zodra er aan twee voorwaarden is voldaan:
a. de contractuele verhoudingen worden correct vastgelegd voor nu en in de toekomst;
b. de ontruiming wordt geannuleerd.
(…)
1.18 [appellante] heeft de huurtermijnen over mei tot en met augustus 2010 niet betaald.
1.19 [appellante] heeft bij dagvaarding van 19 augustus 2010 een executiegeschil aanhangig gemaakt. [appellante] heeft met name gevorderd dat het [geïntimeerde] wordt verboden om over te gaan tot ontruiming van het pand.
1.20 Bij faxbericht van 24 augustus 2010 heeft de gemachtigde van [appellante] richting [geïntimeerde] herhaald dat het voor haar van belang is dat zij als enige contractspartij wordt gezien, omdat zij de huur- en huurkooptermijnen betaalt en [appellante] wil voorkomen dat [X] zich later op het standpunt stelt dat hij nog steeds contractant is en derhalve (vanwege de huurkoop) mede-eigenaar van de onderneming is geworden. Op dit faxbericht is zijdens [geïntimeerde] niet gereageerd.
1.21 Ter zitting van de voorzieningenrechter op 30 augustus 2010 zijn partijen het volgende overeengekomen:
"1. Partijen nemen in overweging dat uit een vonnis van de kantonrechter te Assen van 20 april 2010 (…) volgt dat [appellante] gehouden is het voorheen door haar gehuurde aan de [adres 1] te [plaats] in verband met de ontbinding van de huurovereenkomst, te ontruimen. Partijen verkeren over en weer in onzekerheid over hun wederzijdse rechten en verplichtingen, mede gelet op de omstandigheid dat [appellante] tegen dat vonnis hoger beroep heeft ingesteld.
2. Partijen verzoeken de voorzieningenrechter om op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is behandeld vonnis te wijzen, met dien verstande dat zij nog een laatste poging willen wagen om het tussen hen bestaande geschil zonder verdere rechterlijke tussenkomst te regelen. Zij verzoeken de voorzieningenrechter daarom het wijzen van vonnis gedurende één week op te schorten, zodat wanneer partijen er alsnog in slagen het geschil op te lossen, zij binnen die week de voorzieningenrechter kunnen berichten dat op grond van die overeenstemming de vordering met wederzijds goedvinden en onder compensatie van kosten wordt ingetrokken.
3. Partijen los en onafhankelijk van het voorgaande overeenkomen dat [appellante] heden aan [geïntimeerde] zal betalen een bedrag ter grootte van € 15.230,00 (…) door overmaking van dit bedrag op rekening (…) van [geïntimeerde] (…) o.v.v. huurachterstand.
4. Mede met het oog op het bepaalde in art. 1:88 BW hechten partijen eraan dat de echtgenoot van mevrouw [appellante], de heer [de echtgenoot], dit proces-verbaal mede ondertekend."
1.22 Op 1 september 2010 heeft [appellante] een bedrag van € 15.230,00 aan [geïntimeerde] betaald. Op 2 september 2010 heeft [geïntimeerde] schriftelijk bevestigd dat [appellante] zijn enige contractspartij is bij de huur- en de huurkoopovereenkomst.
1.23 In zijn vonnis van 8 september 2010 heeft de voorzieningenrechter de vordering afgewezen en [appellante] in de proceskosten verwezen.
1.24 De huurtermijnen over september tot en met november 2010 zijn door [appellante] betaald.