ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5163

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.071.094
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en draagkrachtberekening in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, appellante, had in eerste aanleg verzocht om een verhoging van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 177,-- per kind per maand diende te betalen, maar de vrouw stelde dat dit bedrag verhoogd moest worden naar € 226,-- per kind per maand. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de draagkracht van beide ouders en de onderhoudsplicht van de man. Het hof oordeelde dat de onderhoudsplicht van de man jegens zijn kinderen voorrang heeft boven zijn onderhoudsplicht jegens anderen, wat betekent dat de partner van de man geacht wordt in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Na een zorgvuldige draagkrachtberekening, waarbij onder andere het inkomen van de man, vakantietoeslag en zorgpremies zijn meegenomen, heeft het hof vastgesteld dat de man in staat is om een hogere bijdrage te betalen. Uiteindelijk heeft het hof de bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 216,-- per kind per maand, met ingang van 23 december 2009. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.071.094
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. F. Hofstra, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen mr. Y. van Maarwijck, kantoorhoudende te Meppel, thans geen advocaat.
Belanghebbende:
[naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 1].
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 26 mei 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van [2008] van de rechtbank Leeuwarden toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], geboren op
[1992] in de gemeente [geboorteplaats], en [kind 2] (hierna: [kind 2]), geboren op [1995] in de gemeente [geboorteplaats], met ingang van
23 december 2009 bepaald op € 177,-- per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 28 juli 2010, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 26 mei 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 23 december 2009 wordt vastgesteld op € 226,-- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, althans op een dusdanige hoogte welke het hof in alle redelijkheid en billijkheid vaststelt met ingang van een dusdanige datum.
Van de man is geen verweerschrift binnengekomen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
30 december 2010 van [kind 1], waarbij zij ten aanzien van de periode vanaf
[2010] - de datum waarop zij 18 jaar is geworden - haar moeder machtigt om namens haar verder te procederen.
Ter zitting van 31 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Hoewel behoorlijk opgeroepen is [kind 1] niet verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit het huwelijk tussen partijen zijn [kind 1] en [kind 2] geboren.
2. Het huwelijk tussen partijen is op 20 augustus 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van [2008] in de registers van de burgerlijke stand. [kind 1] en [kind 2] hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
3. Bij de echtscheidingsbeschikking van [2008] is voorts bepaald dat partijen zijn gehouden na te leven hetgeen zij bij het echtscheidingsconvenant van 24 juni 2008 zijn overeengekomen. In dat convenant is onder meer overeengekomen dat de man met ingang van 1 juli 2008 en zolang de kinderen bij de vrouw wonen, aan de vrouw een bijdrage voor de kinderen van € 60,-- per kind per maand dient te voldoen.
4. Bij haar inleidend verzoekschrift heeft de vrouw verzocht om de door de man te betalen kinderalimentatie te wijzigen, in die zin dat de man een bijdrage van
€ 298,-- per kind per maand dient te voldoen. De man heeft tegen dat verzoek verweer gevoerd.
5. Bij de bestreden beschikking van 26 mei 2010 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen, met dien verstande dat is bepaald dat de man met ingang van 23 december 2009 een bijdrage van € 177,-- per kind per maand dient te voldoen. De vrouw heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
De geschilpunten
6. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
* de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
o de vakantietoeslag, voortvloeiend uit de WAO/WIA-uitkering;
o de hoogte van de premie zorgverzekering;
* de draagkracht van de vrouw en wel op de volgende punten:
o de hoogte van het loon;
o de van toepassing zijnde heffingskortingen.
De overwegingen
De draagkracht van de man
* De vakantietoeslag, voortvloeiend uit de WAO/WIA-uitkering
7. Het hof is met de vrouw van oordeel dat niet alleen over het inkomen uit dienstbetrekking, maar ook over de WAO/WIA-uitkering van de man vakantietoeslag dient te worden berekend. Over het arbeidsongeschiktheids-pensioen van de man wordt geen vakantietoeslag berekend, zodat daarmee geen rekening zal worden gehouden. Gelet hierop bedraagt de volledige vakantietoeslag van de man € 1.951,-- per jaar. Het hof zal dat bedrag opnemen in de draagkrachtberekening.
* De hoogte van de premie zorgverzekering
8. Anders dan de vrouw is het hof van oordeel dat de rechtbank in de bestreden beschikking de juiste percentages voor de berekening van de hoogte van de premie zorgverzekering heeft gehanteerd. Het percentage voor de premie zorgverzekering bedraagt zowel met betrekking tot het loon uit dienstbetrekking als met betrekking tot de WAO/WIA-uitkering 7,05%. Ten aanzien van het arbeidsongeschiktheidspensioen van de man bedraagt de premie zorgverzekering 4,95%. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man van die percentages uitgaan.
* Het inkomen van de man
9. De man heeft in eerste aanleg aangevoerd dat hij in 2003 een herseninfarct heeft gehad, waardoor hij niet méér kan werken dan hij thans doet, terwijl er ook voor zijn resterende verdiencapaciteit een voortdurende dreiging is van mogelijke verslechteringen. Het hof overweegt dat de man deze stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Daardoor is niet bekend welke problemen de man heeft en welke gevolgen hij hiervan ondervindt. Het hof zal daarom - met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de vakantietoeslag en de hoogte van de premie zorgverzekering - uitgaan van het inkomen zoals de rechtbank in de bestreden beschikking heeft opgenomen.
* De woonlasten
10. De man stelt dat zijn partner niet in staat is volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien en dat zij derhalve niet kan bijdragen in de woonlasten. Het hof overweegt hieromtrent dat de onderhoudsplicht van de man jegens zijn kinderen op grond van artikel 1:400 BW voorrang heeft boven zijn onderhoudsplicht jegens anderen. Deze voorrangsregel brengt mee dat de partner van de man - behoudens bijzondere omstandigheden - in staat wordt geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Naar het oordeel van het hof heeft de man onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan van het uitgangspunt dient te worden afgeweken. Nu voorts niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, is het hof van oordeel dat de partner van de man in staat moet worden geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Dit brengt mee dat zij tevens wordt geacht voor de helft bij te dragen in de woonlasten. Het hof zal daarom met betrekking tot de woonlasten uitgaan van de bedragen die de rechtbank in de berekening heeft opgenomen.
* De draagkrachtberekening van de man
11. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen zoals die blijken uit de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, wordt de draagkracht van de man aan de hand van de tarieven van januari 2010 als volgt berekend.
Bruto arbeidsinkomen uit dienstbetrekking € 19.659
WAO/WIA-uitkering € 4.727 +
Vakantietoeslag € 1.951 +
Bruto pensioen € 1.407 +
Bruto inkomsten € 27.744
Ingehouden pensioenpremie € 625 -
VUT / FPU-premie € 133 -
Loon voor de premies werknemersverzekering € 26.986
Vergoedingen inkomensafh. bijdrage ZVW - werkgever € 1.513 +
Vergoedingen inkomensafh. bijdrage ZVW - uitk.instantie € 430 +
Inkomsten uit arbeid € 28.929
Eigenwoningforfait € 415
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden € 3.714 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 3.299 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 25.630
- € 6.092 schijf 33,45%
- € 3.112 schijf 41,95%
Inkomensheffing box 1 € 9.204
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 28.929
Inkomensheffing box 1 € 9.204
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.476 -
Verschuldigde inkomensheffing € 5.728 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 23.201
Besteedbaar inkomen per maand € 1.933
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 909
Hypotheekrente € 310
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 198 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 91
Premie aanvullende ziektekostenverzekering € 35 +
Door werkg./uitk.instantie ingeh. bijdr. ZVW € 162 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Ziektekosten € 244 +
Kosten omgangsregeling € 11 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.362 -
Draagkrachtruimte € 571
12. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 400,-- per maand, beschikbaar ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1]. De man heeft recht op fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen van in totaal € 116,-- per maand. Gelet hierop heeft de man in totaal € 516,-- per maand, zijnde € 258,-- per kind per maand, beschikbaar.
13. Ter zitting is gebleken dat [kind 1] thans in het examenjaar van de middelbare school zit en vanaf het schooljaar 2011-2012 wil gaan studeren en dat de man dan mogelijk geen recht meer heeft op fiscaal voordeel ten aanzien van de door hem te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind 1] in verband met het feit dat zij dan wellicht studiefinanciering ontvangt. Aangezien er sprake is van een onzekere toekomstige omstandigheid ziet het hof geen aanleiding om daarmee reeds nu rekening te houden.
De draagkracht van de vrouw
* De hoogte van het loon
14. Het hof is met de vrouw van oordeel dat de rechtbank de gegevens die blijken uit de jaaropgave 2009 van de vrouw niet op juiste wijze in het berekeningsprogramma heeft ingebracht. Het hof zal daarom de berekening van de rechtbank in zoverre aanpassen dat de inkomensgegevens van de vrouw, zoals die blijken uit de door haar overgelegde jaaropgave 2009, op juiste wijze in de berekening worden opgenomen.
* De van toepassing zijnde heffingskortingen
15. Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met de combinatiekorting. Het hof volgt de vrouw in deze stelling. Sinds 1 januari 2009 is de combinatiekorting vervangen door de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Bovendien komt de vrouw niet in aanmerking voor die heffingskorting, nu zij niet de zorg had voor een kind jonger dan 12 jaar, hetgeen een voorwaarde is voor het recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het hof zal dan ook geen rekening houden met deze heffingskorting.
* De draagkrachtberekening van de vrouw
16. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen zoals die blijken uit de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, wordt de draagkracht van de vrouw aan de hand van de tarieven van januari 2010 als volgt berekend.
Loon volgens jaaropgave 2009 € 15.790
Premies voor uitkering invaliditeit, ziekte of ongeval € 132 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 15.658
- € 5.238 schijf 33,45%
Inkomensheffing box 1 € 5.238
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 15.790
Kindgebonden budget € 1.322 +
Totale inkomsten € 17.112
Inkomensheffing box 1 € 5.238
Algemene heffingskorting € 1.987
Arbeidskorting € 1.012 +
Alleenstaande-ouderkorting € 945 +
Aanvullende alleenstaande ouderkorting € 679 +
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 4.623 -
Verschuldigde inkomensheffing € 615 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 16.497
Besteedbaar inkomen per maand € 1.374
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 909
Kale huur € 438
Af: huurtoeslag € 209 -
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 22 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 96
Premie aanvullende ziektekostenverzekering € 20 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 85 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Af: zorgtoeslag € 58 -
Ziektekosten € 99 +
Premies voor uitkering bij ziekte, ongeval of invaliditeit € 11 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.041 -
Draagkrachtruimte € 333
17. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 233,-- per maand, beschikbaar voor [kind 1] en [kind 2].
Het aandeel van partijen in de kosten van de kinderen
18. In beginsel dienen de onderhoudsplichtigen naar rato van hun draagkracht te voorzien in de kosten van [kind 1] en [kind 2]. De verdeling van de kosten van de kinderen over beide ouders wordt berekend door de totale behoefte van de kinderen te delen door de totale draagkracht van de ouders vermenigvuldigd met ieders draagkracht.
19. Tussen partijen is niet in geschil dat de totale behoefte van de kinderen € 627,-- per maand bedraagt. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte van de man - inclusief het fiscale voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen - bepaald op een bedrag van
€ 516,-- per maand. De vrouw heeft een bedrag van € 233,-- per maand beschikbaar voor [kind 1] en [kind 2].
20. Gelet op het voorgaande wordt het aandeel van de man in de kosten van de kinderen als volgt berekend: € 627,-- / (€ 516,-- + € 233,--) x € 516,-- = € 432,-- per maand, derhalve € 216,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw in de kosten van de kinderen bedraagt: € 627,-- / (€ 516,-- + € 233,--) x € 233,-- =
€ 195,-- per maand, derhalve € 97,50 per kind per maand.
21. Het hof zal de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en [kind 1] en vanaf [2010] in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] en de kosten van studie en levensonderhoud van [kind 1] op een bedrag van € 216,-- per kind per maand bepalen.
Slotsom
22. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijzigt de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 13 augustus 2008 en bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2], geboren op [1995], en in de kosten van verzorging en opvoeding dan wel met ingang van [2010] in de kosten van studie en levensonderhoud van [kind 1], geboren op
[1992], met ingang van 23 december 2009 op € 216,-- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, A. Dijkstra en
H.J. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2010 in bijzijn van de griffier.