Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000829-10
Uitspraak d.d.: 17 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 22 maart 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, waarvan dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 12 december 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] in het openbaar door (een) feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd, immers heeft verdachte toen aldaar die [slachtoffer 1] in diens gezicht gespuugd;
feit 2:
hij op of omstreeks 12 december 2009, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] in het openbaar door (een) feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd, immers heeft verdachte toen aldaar die [slachtoffer 2] in diens gezicht gespuugd;
feit 3:
hij op of omstreeks 12 december 2009, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in diens gezicht, althans tegen diens hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, en/of tegen diens rug, in elk geval tegen/op diens lichaam, heeft getrapt en/of geschopt, waardoor deze ([slachtoffer 2]) pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
Met de politierechter deelt het hof het oordeel dat de beschrijving van verdachte door verbalisant [verbalisant], aangever [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] overeenkomen. In een aanvullend proces-verbaal d.d. 7 april 2010 heeft [verbalisant] nader uiteengezet hoe hij de identiteit van verdachte heeft vastgesteld en op grond waarvan hij verdachte heeft herkend.
Ook steward [steward] geeft een beschrijving van verdachte die overeenkomt met de beschrijvingen van de hierboven genoemde personen. Dat verdachte, volgens alleen [steward], een zwarte muts droeg, is - wanneer genoemde verklaringen in onderlinge samenhang worden bezien - geen aanleiding voor zodanige twijfel dat vrijspraak zou moeten volgen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 12 december 2009 te [plaats], opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] in het openbaar door een feitelijkheid heeft beledigd, immers heeft verdachte toen aldaar die [slachtoffer 1] in diens gezicht gespuugd;
feit 2:
hij op 12 december 2009 te [plaats], opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] in het openbaar door een feitelijkheid heeft beledigd, immers heeft verdachte toen aldaar die [slachtoffer 2] in diens gezicht gespuugd;
feit 3:
hij op 12 december 2009 te [plaats], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), in diens gezicht heeft geslagen en tegen diens rug heeft geschopt, waardoor deze [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
eenvoudige belediging.
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, als supporter van een bezoekende voetbalclub, zich toegang verschaft tot een deel van het [voetbalstadion] dat in beginsel bestemd was voor supporters van de thuisclub. Kort na aanvang van de wedstrijd zat verdachte met vier hem bekende medesupporters van de bezoekende club op de trap van de tribune, omdat er voor hen geen stoelen beschikbaar waren. Na enige tijd ontstond een opstootje, waar verdachte bij betrokken was. Zoals te doen gebruikelijk in dit soort situaties, grepen de stewards in en werd getracht de als oorzaak van het opstootje aangemerkte personen te verwijderen. Een van deze personen was verdachte. Verdachte heeft, terwijl hij door een of meer stewards van de tribune werd verwijderd, zonder enige aanleiding één van de aanwezigen op de tribune in het gezicht geslagen en tegen de rug geschopt. Ook heeft hij deze persoon, en later ook een ander, in het gezicht gespuugd. Met zijn fysieke geweld heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] geschonden. Spugen in iemands gezicht is erg kwetsend en het hof neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze wijze de persoonlijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschonden. Daar komt bij dat dit soort gedragingen een groot gevoel van onveiligheid teweeg brengen in de maatschappij in z'n algemeen en ook in de maatschappelijke beleving rond een sportief evenement als een voetbalwedstrijd.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof in het tijdsverloop in de onderhavige zaak geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen. De feiten hebben zich afgespeeld op 12 december 2009. De uitspraak in hoger beroep op 17 mei 2011 is binnen achttien maanden na de pleegdatum van het feit gegeven. Van onredelijke vertraging is derhalve geen sprake.
Het hof heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 maart 2011. Hieruit vloeit voort dat verdachte niet eerder wegens
een soortgelijk delict is veroordeeld.
Gelet op al het voorgaande acht het hof oplegging de na te melden straffen passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 17 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.