ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5148

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.068.973
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en beschuldigingen van seksueel misbruik tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, zijn beide ouders verwikkeld in een conflict over de omgang met hun minderjarige dochter, geboren in 2002. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling, nadat de rechtbank Groningen op 23 maart 2010 hem het recht op omgang had ontzegd. De zaak is behandeld op 8 februari 2011, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders beschuldigen elkaar van seksueel misbruik van de minderjarige, wat de situatie verder compliceert. Het hof heeft vastgesteld dat er bij de dochter aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik, maar het is onduidelijk wie hiervoor verantwoordelijk is. Het hof heeft geconcludeerd dat omgang met de vader onder de huidige omstandigheden in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De vader's verzoek om een omgangsregeling is afgewezen, en het hof heeft benadrukt dat de dochter momenteel speltherapie volgt om haar trauma te verwerken. Het hof heeft ook zorgen geuit over de thuissituatie bij de moeder, die kampt met gezondheidsproblemen en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat de opvoedingssituatie kwetsbaar maakt. De beslissing van de rechtbank is vernietigd, maar het hof heeft de omgangsregeling afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.068.973
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. El Hami, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J. Bolt, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 23 maart 2010 heeft de rechtbank Groningen de vader het recht op omgang met de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren op [2002] in de gemeente [geboorteplaats], ontzegd.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 23 juni 2010, heeft de vader verzocht de beschikking van 23 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling (zoals vermeld in zijn petitum) tussen hem en [kind] vast te stellen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 10 september 2010, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 7 juli 2010, van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) en een fax met bijlage van 7 februari 2011 van mr. Bolt.
Ter zitting van 8 februari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad is de heer J. Scholte Aalbes verschenen.
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen de ouders is [kind] geboren. De vader heeft [kind] erkend. De relatie tussen de ouders is medio 2002, een half jaar na de geboorte van [kind], beëindigd. [kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag. Sinds 2007 vindt geen omgang meer plaats tussen de vader en [kind].
2. De vader heeft in zijn inleidend verzoekschrift de rechtbank verzocht om een omgangsregeling tussen hem en [kind] vast te stellen.
3. De rechtbank heeft beslist, zoals hiervoor vermeld, onder 'Het geding in eerste aanleg'.
De overwegingen
4. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op juiste gronden, welke het hof overneemt en tot de zijne maakt, overwogen dat omgang onder de huidige omstandigheden in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind]. Nu de vader zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen, leidt het vorenstaande niet tot ontzegging van de omgang maar tot afwijzing van het verzoek van de vader.
5. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe. De ouders hebben elkaar in de onderhavige zaak over en weer beschuldigd van seksueel misbruik. Accare heeft in haar rapport geconstateerd dat er bij [kind] daadwerkelijke aanwijzingen zijn die duiden op seksueel misbruik. Het is echter niet mogelijk gebleken om de waarheid te achterhalen en om vast te stellen of het seksueel misbruik door de vader of door de moeder (of door anderen) heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de ouders dit middel hebben ingezet om elkaar te beschadigen. Voorts is onduidelijk in hoeverre de moeder een rol kan hebben gespeeld bij het angstbeeld dat [kind] heeft van haar vader en wat [kind] tijdens gesprekken van de moeder over het vermeende seksueel misbruik heeft opgevangen. Ter zitting heeft de moeder aangegeven dat [kind] gedurende een jaar speltherapie bij Accare zal volgen om haar trauma te verwerken. In het kader van de speltherapie zal gewerkt worden aan haar dromerigheid, het claimgedrag ten opzichte van moeder en het slechte slapen. Het hof acht het van belang dat [kind] de speltherapie in alle rust kan volgen.
6. Wat er ook zij van hetgeen er in het verleden met [kind] is gebeurd, mogelijk kan de vader op enig moment worden betrokken bij de speltherapie zodat kan worden gewerkt aan het laten afnemen van de angsten van [kind]. Het hof sluit niet uit dat tijdens het volgen van de therapie of na afloop daarvan meer duidelijkheid zal komen over de vraag of er op termijn mogelijkheden zijn om te komen tot de opbouw van contacten tussen [kind] en haar vader. Op dit moment is het hof met de rechtbank van oordeel dat omgang met haar vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van [kind]. Al hetgeen aan de zijde van de vader voorts nog is aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders.
7. Het hof wenst daarnaast nog op te merken dat het zich zorgen maakt over de thuissituatie bij de moeder en over de wijze waarop de moeder met [kind] omgaat, dan wel is omgegaan. Zo acht het hof het zorgwekkend dat de moeder haar dochter niet altijd een veilige omgeving heeft kunnen bieden, waardoor twee ter zitting nader aan de orde gekomen seksueel getinte ervaringen met bekenden van de moeder, bij [kind] plaats hebben kunnen vinden. Bovendien heeft de moeder de stelling van de vader niet weersproken dat, toen de ouders nog een relatie hadden, de moeder -zeer tegen zijn zin- in het bijzijn van [kind] herhaaldelijk over seks sprak en naar seksvideo's keek. Voorts kampt de moeder al jaren met de nodige gezondheidsproblemen en is bij haar sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Mede daardoor is haar draagkracht beperkt. Ondanks alle hulpverlening en het feit dat er inmiddels een pleegmoeder is gevonden waar [kind] zo af en toe kan verblijven, is er kennelijk al jarenlang sprake van een kwetsbare opvoedingssituatie.
Slotsom
8. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarin het recht van omgang aan de vader is ontzegd;
en opnieuw beslissende:
wijst af het verzoek van de vader tot vaststelling van omgang tussen hem en de minderjarige [kind], geboren op [2002] in de gemeente [geboorteplaats].
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, A.W. Beversluis en H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 maart 2011 in bijzijn van de griffier.