ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5145

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.067.599
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor overnachting, eten en douchen onderweg als vrachtwagenchauffeur niet meegeteld als inkomen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind], geboren op [2003]. De man, appellant, verzoekt om de eerdere beschikking van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn bijdrage was vastgesteld op € 450,-- per maand, te vernietigen en deze op nihil of een lager bedrag vast te stellen. De vrouw, geïntimeerde, verzet zich hiertegen en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

De rechtbank had in haar beschikking van 3 maart 2010 de bijdrage van de man vastgesteld op € 433,-- per maand met ingang van 21 augustus 2009 en op € 450,-- per maand vanaf 1 september 2010. Het hof heeft de feiten en stukken van de zaak bestudeerd, waaronder faxen en brieven van de advocaten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Cao-vergoeding die hij ontvangt voor overnachting, eten en douchen onderweg, niet bij zijn inkomen moet worden geteld. De vrouw stelt dat deze vergoeding wel meetelt, maar het hof is van mening dat de man reële onkosten heeft die deze vergoeding rechtvaardigen.

Het hof komt tot de conclusie dat de behoefte van [kind] minimaal € 559,-- per maand bedraagt. De man is in staat om een bijdrage van € 433,-- per maand te betalen, wat betekent dat de vrouw ook bijdraagt aan de kosten van [kind]. De beslissing van het hof is dat de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met ingang van heden op € 433,-- per maand wordt vastgesteld. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.067.599
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. M.R. Rauwerda, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 maart 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind] (hierna: [kind]), geboren op
[2003] in de gemeente [geboorteplaats], met ingang van 21 augustus 2009 bepaald op € 433,-- per maand en vanaf 1 september 2010 op € 450,-- per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 3 juni 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 3 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de door hem te betalen bijdrage ten behoeve van [kind] op nihil wordt gesteld, althans op een lager bedrag dan door de rechtbank is bepaald.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 19 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel hem dit te ontzeggen, zulks met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder van mr. Nijenhuis een fax van 8 november 2010, een brief met bijlagen van 15 november 2010 (ook toegezonden bij fax van 13 november 2010), een fax van 16 november 2010, een brief van 22 november 2010, met als bijlage het proces-verbaal van behandeling bij de rechtbank.
Ter zitting van 23 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen en hun advocaten. Mr. Nijenhuis heeft pleitaantekeningen overgelegd.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad waaruit de minderjarige [kind] is geboren. [kind] is door de man erkend. De ouders oefenen samen het gezag uit over haar. Sinds het verbreken van de relatie heeft [kind] het hoofdverblijf bij de vrouw.
2. Bij verzoekschrift heeft de vrouw op 21 augustus 2009 aan de rechtbank verzocht ten laste van de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [kind] vast te stellen.
De rechtbank heeft op dit verzoek beslist zoals hiervoor, bij 'Het geding in eerste aanleg', staat vermeld.
De geschilpunten
3. De geschilpunten tussen partijen betreffen: (a) het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning en daarmee de hoogte van de behoefte van [kind] (b) de draagkracht van de man en wel op de volgende punten: (1) het inkomen van de man, meer in bijzonder de Cao-vergoeding, (2) de correctie op de bijstandsnorm en (3) de rente en aflossing van schulden en (c) de huidige draagkracht van de vrouw, in het licht van het aandeel van ieder van partijen in de kosten van [kind].
4. Het hof oordeelt over de geschilpunten als volgt.
(a) het netto gezinsinkomen ten tijde van de samenwoning en daarmee de hoogte van de behoefte van [kind]
5. Wat er ook zij van de stellingen van partijen op dit punt, duidelijk is dat de rechtbank rekening heeft gehouden met een lager gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk van partijen dan dat waar men in feite de beschikking over had.
Nu de vrouw geen incidenteel appel heeft ingesteld en daarmee de door de man te betalen bijdrage door het hof niet hoger kan worden vastgesteld dan het bedrag dat de rechtbank reeds heeft bepaald, zal het hof volstaan met de vaststelling dat de behoefte van [kind] minimaal € 559,-- per maand bedraagt.
(b) de draagkracht van de man
(b.1a) het inkomen van de man
6. Bij faxbericht van 16 november 2010 heeft mr. Nijenhuis aan het hof laten weten dat de man niet langer een beroep doet op de stelling dat hij, in verband met de invoering van een 48-urige werkweek voor chauffeurs, een lager inkomen geniet dan voorheen. De behandeling van deze grief kan dan ook achterwege worden gelaten en het inkomen van de man kan worden overgenomen van de berekening van de rechtbank, in casu van de jaaropgave van de man over het jaar 2009.
(b.1b) het inkomen van de man, meer in bijzonder de Cao-vergoeding
7. Als vrachtwagenchauffeur ontvangt de man een vergoeding van zijn werkgever, zodat hij onderweg kan overnachten, eten en douchen. De vrouw wil dat deze vergoeding wordt meegeteld bij het inkomen van de man. Zij stelt dat de man ten tijde van het huwelijk van partijen altijd sliep in de auto en eten van huis meenam, zodat deze vergoeding niet of nauwelijks verbruikt werd en bij het inkomen werd gevoegd.
De man heeft aangevoerd dat hij van € 40,-- per dag de genoemde extra kosten moet bestrijden en dat dit vrijwel onmogelijk is als je niet in de auto overnacht.
Wat er ook zij van de stelling van de vrouw, het hof is van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tegenover deze vergoeding reële onkosten staan. Dit blijkt ook wel uit de visie van de fiscus: de vergoeding is immers onbelast. Het hof zal de Cao-vergoeding dan ook niet optellen bij het inkomen van de man.
(b.2) de correctie op de bijstandsnorm
8. Gelet op het hierboven geformuleerde oordeel van het hof ten aanzien van de Cao-vergoeding, ziet het hof ook, anders dan de rechtbank, geen termen om de bijstandsnorm van de man aan te passen. De vaste lasten van de woning zijn vanwege zijn afwezigheid gedurende de week wellicht iets lager voor de man, maar hij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze kosten niet substantieel lager zijn. Het hof zal in de berekening dan ook uitgaan van het volledige normbedrag.
(b.3) de rente en aflossing van schulden
9. De man heeft een comfort card en betaalde (aan aflossing en rente) een bedrag van € 128,-- per maand. Hij heeft dat bedrag zelf naar beneden aangepast, zodat zijn maandelijkse verplichting thans € 69,-- per maand bedraagt.
Het hof is, met de vrouw en de rechtbank, van oordeel dat deze schuld door de man reeds afbetaald had kunnen zijn, indien hij zijn maandbedrag niet had gehalveerd zonder gebleken noodzaak. Bovendien heeft hij, afgezien van tweemaal een bedrag van € 300,-- nimmer een bijdrage aan de vrouw ten behoeve van [kind] voldaan, zodat hij de daardoor ontstane financiële ruimte had kunnen aanwenden om deze schuld volledig te voldoen.
Het hof brengt dan ook geen bedrag voor de comfort card in mindering op de draagkracht van de man.
10. De door de man opgevoerde advocaatkosten zal het hof evenmin in mindering brengen op de draagkracht van de man. De advocaatkosten dienen in het algemeen geen prioriteit te krijgen boven de onderhoudsverplichting jegens een kind. De door de werkgroep Alimentatienormen genoemde uitzonderingen zijn in dit geval niet althans onvoldoende gesteld of gebleken zodat naar het oordeel van het hof deze uitzonderingen niet van toepassing zijn.
Berekening van de draagkracht van de man
11. Het hof zal de draagkrachtberekening van de rechtbank overnemen, behoudens hetgeen hiervoor werd overwogen, nu daartegen voorts geen grieven zijn gericht.
12. Op grond van de berekening, die onderdeel uitmaakt van deze beschikking en daartoe is aangehecht, komt het hof tot het oordeel dat de man, mede gelet op het fiscaal voordeel, in staat moet worden geacht om met een bedrag van € 433,-- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind]. Dienovereenkomstig zal worden beslist.
13. Partijen hebben beiden verzocht om, bij verlaging van de bijdrage van de man, als ingangsdatum de datum van de onderhavige beschikking te hanteren, aangezien de vrouw niet in staat kan worden geacht teveel betaalde alimentatie aan de man te restitueren. De alimentatie is, naar zijn aard, van maand tot maand door de vrouw verbruikt.
Het hof zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
14. Gelet op het hiervoor overwogene zijn de bedragen, tarieven en percentages van het tweede halfjaar 2010 gebruikt door het hof.
(c) de huidige draagkracht van de vrouw, in het licht van het aandeel van partijen in de kosten van [kind]
15. Zoals het hof hiervoor bij r.o. 4 al heeft geoordeeld, is de behoefte van [kind] minimaal € 559,-- per maand.
Aangezien door de rechtbank aan de man een bijdrage is opgelegd van € 450,-- per maand, draagt de vrouw in ieder geval al bij in de kosten van [kind] met een bedrag van (559-450=) € 109,-- per maand.
Nu het hof de bijdrage van de man per heden zal verlagen, zal het aandeel van de vrouw in de kosten van [kind] alleen maar hoger worden.
16. Gelet op haar beperkte inkomen uit arbeid zoals gebleken uit de door de vrouw overgelegde stukken die door de man onvoldoende zijn betwist, en het bedrag dat de vrouw reeds bijdraagt, ziet het hof geen aanleiding om, gelet op het hiervoor overwogene, de draagkracht van de vrouw nader te onderzoeken.
Slotsom
17. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de vastgestelde bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] betreft met ingang van heden;
en in zoverre opnieuw beslissende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren op [2003], met ingang van heden op € 433,-- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Aldus gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, M.C.D. Boon-Niks en
J.P. Evenhuis, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 1 maart 2011 in bijzijn van de griffier.