Gerechthof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003151-09
Uitspraak d.d.: 17 mei 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 1 december 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 06-471386-08, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren en dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 3 juni 2009, te [plaats], in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het stadion van [voetbalclub], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of (een) goed(eren), welk geweld bestond uit
- duwen en/of drukken en/of schoppen tegen (een) container(s) en/of
- het rukken en/of trekken aan en/of schoppen/trappen tegen (een) (stalen) (drang)hek(ken) en/of
- het duwen en/of drukken van (een) container(s) tegen en/of in de richting van die aldaar aanwezige personen (stewards)
- het gooien en/of werpen en/of smijten van (een) (stalen (drang)hek(ken), althans (een) zwa(a)r(e) en/of hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) tegen en/of naar of in de richting van die, aldaar, aanwezige personen (stewards en/of politiefunctionarissen) en/of
- het het schoppen/trappen in de richting van die, aldaar, aanwezige personen (stewards).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 3 juni 2009 te [plaats], met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het stadion van [voetbalclub], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit
- duwen en/of drukken en/of schoppen tegen (een) container(s) en
- het rukken en/of trekken aan en schoppen/trappen tegen een stalen dranghek en
- het duwen en/of drukken van een container tegen en in de richting van die aldaar aanwezige personen (stewards) en
- het gooien van een stalen dranghek in de richting van die, aldaar, aanwezige personen (stewards) en
- het schoppen/trappen in de richting van die, aldaar, aanwezige personen (stewards).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, nadat een voetbalwedstrijd met een voor hem teleurstellende uitslag was afgelopen, in het stadion deelgenomen aan een massale openlijke geweldpleging. De menigte waar verdachte deel van uitmaakte richtte zich aanvankelijk massaal tegen een aantal stewards. Deze stewards trachtten te voorkomen dat het publiek van de thuisclub - waartoe verdachte behoorde - in contact zou komen met het publiek van de bezoekende club. Blijkens de stukken in het dossier heeft verdachte, samen met een grote groep medeverdachten, enige tijd luidkeels en dreigend geschreeuwd naar en tegen genoemde stewards. De stewards gebruikten dranghekken om de dreigende menigte tegen te houden. Op enig moment ging de groep - waar verdachte niet alleen deel van uitmaakte maar waar hij ook mede het initiatief in nam - ertoe over om aan deze dranghekken te rukken en trekken. Ook schopte en trapte men tegen die hekken. Toen de groep raddraaiers uiteindelijk enkele van de dranghekken had bemachtigd gooide men met die hekken in de richting van de stewards. De groep heeft ook door duwen en trekken grote rolcontainers van de stewards afgepakt en die containers vervolgens als een soort stormram tegen de stewards gebruikt. Deze gehele gang van zaken is voor de stewards erg dreigend en intimiderend geweest. Daar komt bij dat dit soort van geweld een groot gevoel van onveiligheid teweeg brengt in de maatschappij in z'n algemeen en ook in de maatschappelijke beleving rond een sportief evenement als een voetbalwedstrijd.
Het hof rekent het verdachte niet alleen aan dat hij aan de vorenomschreven handelingen heeft deelgenomen. Het hof verwijt verdachte ook dat hij voor zijn daden geen enkele verantwoordelijkheid neemt en dat hij er geen blijk van heeft gegeven enig inzicht te hebben in de ernst van zijn eigen gedragingen. Verdachte gaat er geheel aan voorbij dat hij door zijn gedrag, onder de gegeven omstandigheden, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan een geweldsuitbarsting door een grote groep losgeslagen mensen.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof in het tijdsverloop in de onderhavige zaak geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen. Het feit heeft zich afgespeeld op 3 juni 2009. De uitspraak in hoger beroep op 17 mei 2011 is binnen twee jaar na de pleegdatum van het feit gegeven. Van onredelijke vertraging is derhalve geen sprake.
Het hof heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2011. Hieruit vloeit voort dat verdachte reeds eerder wegens
- onder meer - een soortgelijk delict is veroordeeld.
Gelet op al het voorgaande acht het hof oplegging de na te melden straffen passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.844,07. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan deze benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 250,- (betreft immateriële schade, naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld). Derhalve kan de vordering, die het hof in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, tot dat bedrag worden toegewezen.
Het hof zal deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Zutphen van 3 december 2008, parketnummer 06-471386-08, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 3 december 2008, met parketnummer 06-471386-08, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 17 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.