Beschikking d.d. 3 maart 2011
Zaaknummer 200.067.508
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat voorheen mr. J.M.C. van den Bosch-Scholts, kantoorhoudende te Bolsward, thans geen advocaat,
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat voorheen mr. B. Hiemstra, kantoorhoudende te Buitenpost, thans mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Buitenpost.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 maart 2010 heeft de rechtbank Leeuwarden het verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van 20 december 2006 van de rechtbank Leeuwarden toegewezen en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren op [1994] in de gemeente [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [2004] in de gemeente [geboorteplaats], met ingang van
16 oktober 2009 bepaald op € 68,-- per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 2 juni 2010, heeft de man verzocht de beschikking van 3 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel haar dit te ontzeggen dan wel de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de beide kinderen van partijen te bepalen op een bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 23 juli 2010, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het door de man ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans ongegrond te verklaren.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 3 maart 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de man dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen met een bedrag van € 146,-- per kind per maand, althans op een bijdrage en met ingang van een datum als het hof meent in goede justitie te behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 1 september 2010, heeft de man het verzoek in het incidenteel beroep bestreden.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
23 juli 2010 met een bijlage van mr. Hiemstra.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de minderjarige [kind 1] haar mening niet kenbaar gemaakt.
Ter zitting van 31 januari 2011 is de zaak behandeld. Verschenen is de man. De vrouw is niet verschenen. Wel was namens haar mr. Hiemstra aanwezig.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Partijen zijn op 27 september 2002 met elkaar gehuwd. Voorafgaande aan dit huwelijk is [kind 1] geboren. De man heeft haar op 8 mei 2002 erkend. Tijdens het huwelijk van partijen is [kind 2] geboren.
2. Uit een eerdere relatie van de man is op [1998] [kind 3] (hierna: [kind 3]) geboren.
3. Het huwelijk tussen partijen is op 14 september 2006 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 mei 2006 in de registers van de burgerlijke stand. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
4. Bij beschikking van 20 december 2006 van de rechtbank Leeuwarden is de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor de periode van 1 augustus 2006 tot 7 augustus 2006 bepaald op een bedrag van € 45,-- per kind per maand. Met ingang van 7 augustus 2006 is de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil gesteld.
5. Bij inleidend verzoekschrift heeft de vrouw verzocht de door de man te betalen kinderalimentatie te wijzigen en te bepalen dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 300,-- per kind per maand dient te voldoen. De man heeft zich tegen dit verzoek verweerd.
6. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op het verzoek van de vrouw beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De man is in hoger beroep gekomen tegen die beslissing. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld.
De geschilpunten
7. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
* de behoefte van de kinderen;
* de draagkracht van de man en wel op de volgende punten:
o de hoogte van het inkomen;
o de woonlasten;
o de aflossing van de schuld;
o de ziektekosten;
o de kosten van de omgangsregeling met [kind 3];
o de reiskosten ten behoeve van de omgangsregeling met [kind 2];
* het aandeel van partijen in de kosten van [kind 1] en [kind 2].
De overwegingen
De wijziging van omstandigheden
8. Volgens de man zijn zijn omstandigheden niet gewijzigd. De onderhoudsbijdrage voor [kind 1] en [kind 2] kan daarom niet worden gewijzigd. Wel vindt hij dat de omstandigheden van de vrouw nu anders zijn dan in het verleden. Alleen al hierom oordeelt het hof dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Daarom moet de onderhoudsbijdrage voor [kind 1] en [kind 2] opnieuw worden beoordeeld.
De behoefte van de kinderen
9. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de behoefte van [kind 1] en [kind 2] bepaald op een bedrag van € 300,-- per kind per maand. De man is het daarmee niet eens. Volgens hem had hij een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 1.400,-- per maand en de vrouw ongeveer € 800,-- per maand. Het netto besteedbaar gezinsinkomen was dus € 2.200,-- per maand. De man stelt dat daar een behoefte bij hoort van € 223,-- per kind per maand. De vrouw vindt dat de rechtbank de behoefte van de minderjarigen op een juist bedrag heeft vastgesteld. Volgens haar was het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen hoger dan de man zegt.
10. De kinderbijdrage zal aan de hand van de Tremanormen worden vastgesteld. Het uitgangspunt daarbij is het besteedbaar gezinsinkomen van partijen voorafgaande aan het uiteengaan van partijen. Beide partijen zeggen dat zij in 2005 uit elkaar zijn gegaan. Daarom moet bij het vaststellen van de behoefte van [kind 1] en [kind 2] worden uitgegaan van het inkomen van partijen in 2005. De vrouw heeft een aantal van haar salarisstroken uit 2005 overgelegd. Van de man zitten geen salarisstroken uit 2005 in het dossier. Wel heeft de vrouw de salarisstroken van de man van januari tot en met maart 2006 overgelegd. Omdat er geen inkomensgegevens van de man uit 2005 bekend zijn en de salarisstroken het begin van 2006 betreffen, zal het hof uitgaan van het inkomen dat daaruit blijkt.
11. Bij het berekenen van het besteedbaar gezinsinkomen moet rekening worden gehouden met de heffingskortingen waarop partijen recht hadden. Het gaat daarbij om de kinderkorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting.
12. Aan de hand van deze gegevens berekent het hof het besteedbaar inkomen van de vrouw op € 1.135,-- per maand en van de man op € 1.622,-- per maand. Het besteedbaar gezinsinkomen bedroeg dus (€ 1.135,-- + € 1.622,-- =) € 2.757,-- per maand.
13. Om te bepalen op welk bedrag de behoefte van de kinderen in redelijkheid moet worden bepaald, gaat het hof uit van de CBS-Nibud tabel met betrekking tot het eigen aandeel in de kosten van kinderen. Vanwege de leeftijd van de kinderen is het aantal kinderbijslagpunten acht. Op grond van het besteedbaar gezinsinkomen en het aantal kinderbijslagpunten bepaalt het hof de kosten van de kinderen op een bedrag van in totaal € 644,39 per maand. Dit is afgerond € 322,-- per kind per maand.
14. Volgens de vrouw bedraagt de behoefte van de kinderen € 300,-- per kind per maand. Dit is een lager bedrag dan het bedrag waarop het hof hiervoor de kosten van de kinderen heeft berekend. Daarom zal het hof de behoefte van de kinderen vaststellen op het bedrag dat de vrouw heeft gevraagd, namelijk € 300,-- per kind per maand.
De draagkracht van de man
* De hoogte van het inkomen
15. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van het inkomen van de man dat als uitgangspunt moet worden genomen voor de draagkrachtberekening. De vrouw vindt dat moet worden uitgegaan van het inkomen op de jaaropgave 2009. Omdat de man geen salarisstroken uit het jaar 2010 heeft overgelegd, is zij daarnaast van mening dat dit inkomen voor het jaar 2010 moet worden verhoogd tot een bedrag van € 28.500,--.
16. Het hof stelt voorop dat de ingangsdatum van de wijziging van de alimentatie
16 oktober 2009 is, de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift. Daarom oordeelt het hof dat in de periode van die datum tot 1 januari 2010 het inkomen op de jaaropgave 2009 als uitgangspunt moet gelden. De man heeft deze jaaropgave overgelegd.
17. Daarnaast heeft de man de CAO Openbaar Vervoer bij de stukken gedaan. Daaruit volgt dat zijn loon per 1 januari 2010 met 1% is verhoogd. Verder is op
1 juli 2010 een eenmalige uitkering van 0,5% van het jaarinkomen aan de man uitbetaald. Het hof gaat vanaf 1 januari 2010 uit van die salarisverhoging en uitkering.
18. Ten slotte zegt de man dat zijn arbeidscontract per 1 juli 2010 is ontbonden. Tijdens de behandeling van de zaak door het hof is gebleken dat de man een motorvoertuig heeft bestuurd, nadat hij alcoholhoudende drank had gedronken. Hij heeft vervolgens een eenzijdig ongeval veroorzaakt. Daarna is zijn rijbewijs ingenomen, waardoor hij niet langer in staat was om als buschauffeur te werken. Het gevolg van een en ander was dat hij werd ontslagen. Volgens de man heeft hij vanaf 1 augustus 2010 recht op een WW-uitkering. Het hof oordeelt dat de man zijn stellingen over het ontslag en de WW-uitkering niet heeft onderbouwd. Hij heeft geen bewijsstukken van het ontslag overgelegd. Daarnaast zitten er geen stukken in het dossier waaruit blijkt dat hij een WW-uitkering ontvangt en wat de hoogte van die uitkering is. Het staat daarom niet vast dat de man daadwerkelijk een WW-uitkering krijgt. Het hof zal daar dan ook geen rekening mee houden en een eventuele verlaging van het inkomen van de man buiten beschouwing laten.
* De woonlasten
19. Volgens de man is de WOZ-waarde van zijn woning € 132.000,--. Dit moet volgens hem blijken uit de koopovereenkomst die hij heeft overgelegd. De vrouw is van mening dat deze waarde lager is. Zij merkt op dat de man geen bewijs heeft overgelegd van de WOZ-waarde. Daarom vindt zij het redelijk om uit te gaan van een waarde van
€ 120.000,--.
20. Omdat de vrouw de hoogte van de WOZ-waarde heeft betwist, is het aan de man om die waarde te bewijzen. Hij heeft een koopovereenkomst overgelegd. Daarop is vermeld een WOZ-waarde van € 132.000,--. Een koopovereenkomst is echter geen bewijsstuk van de WOZ-waarde. De man had daarom andere stukken moeten overleggen, bijvoorbeeld de WOZ-beschikking.
21. Daar staat tegenover dat de koopovereenkomst wel een aanwijzing geeft dat de WOZ-waarde eerder € 132.000,-- is geweest. De vrouw heeft ook niet ontkend dat de man de woning voor € 132.000,-- heeft gekocht. Daarnaast heeft zij alleen een schatting gegeven van de WOZ-waarde zoals die nu is.
22. Daarom zal het hof de WOZ-waarde naar redelijkheid vaststellen. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van een WOZ-waarde van
€ 125.000,--.
23. De vrouw is ter zitting akkoord gegaan met de periodieke inleg op een bankspaarrekening van € 47,50 per maand, zodat het hof deze premie zal meenemen in de draagkrachtberekening.
* De aflossing van de schuld
24. De man zegt dat hij per maand een bedrag van € 83,-- betaalt aan zijn ouders. Dit is voor het aflossen van de schuld die hij bij hen is aangegaan. Hij vindt dat met deze aflossing rekening moet worden gehouden. Volgens hem was de maximale hypotheek die hij kon krijgen niet hoog genoeg om zijn woning te kunnen kopen. Daarom hebben zijn ouders hem € 20.000,-- geleend.
25. De vrouw is van mening dat er voor de man geen noodzaak bestond om extra geld te lenen. Volgens haar blijkt niet dat de man geen hogere hypotheek kon krijgen. Daarnaast had de man voldoende geld om zelf een deel van de aankoopkosten te kunnen voldoen. Zij wijst erop dat zij op verzoek van de man een bedrag van
€ 3.500,-- aan hem heeft overgemaakt. Verder heeft hij een bedrag van € 5.358,56 aan teveel betaalde boeterente na verkoop van de echtelijke woning van de verzekeringsmaatschappij terug gekregen. Dit geld had hij voor de aankoop van de woning kunnen gebruiken.
26. Het hof oordeelt dat het aan de man is om aan te tonen dat hij geen hogere hypotheek kon krijgen dan hij nu heeft. Dit had hij kunnen doen door een hypotheekofferte van de bank over te leggen. Hij heeft dat echter niet gedaan, zodat niet vaststaat dat de man inderdaad geen hogere hypotheek kon krijgen. Daarnaast heeft de man niet ontkend dat hij bedragen van de vrouw en de verzekeringsmaatschappij heeft gekregen en ook niet dat hij dat geld had kunnen gebruiken voor de aanschaf van zijn woning. Daar komt bij dat de man een document heeft overgelegd waaruit blijkt dat de lening bij zijn ouders ook is bedoeld om de herinrichtingskosten te voldoen. Het hof leidt hieruit af dat de man naast zijn hypotheek niet het volledige geleende bedrag van € 20.000,-- te kort kwam. Nu niet bekend is welk deel van de lening is gebruikt voor de herinrichting van de woning en niet is gebleken dat de man het van de vrouw en de verzekeringsmaatschappij ontvangen bedrag van ruim € 8.800,-- niet voor het kopen van de woning had kunnen gebruiken, oordeelt het hof dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat het noodzakelijk was om de lening bij zijn ouders aan te gaan. Om die reden heeft de aflossing van de schuld bij de ouders geen voorrang boven de betaling van een bijdrage in de kosten van [kind 1] en [kind 2]. Het hof zal de aflossing dan ook buiten de berekening van de draagkracht houden.
* De ziektekosten
27. De man heeft een opgave van zijn ziektekostenverzekering overgelegd. Daaruit blijkt dat de man kosten heeft moeten maken voor het eigen risico. De vrouw wijst er terecht op dat deze opgave het jaar 2009 betreft. De man heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij ook in 2010 kosten voor het eigen risico heeft gemaakt. Daarom zal het hof wel voor 2009 rekening houden met het eigen risico van € 13,-- per maand, maar niet voor 2010.
28. Het hof zal in de draagkrachtberekening uitgaan van een bedrag aan zorgtoeslag nu uit de door de vrouw overgelegde proefberekening blijkt dat de man hier recht op heeft.
* De kosten van de omgangsregeling met [kind 3]
29. De man vindt dat niet alleen rekening moet worden gehouden met de kosten van de omgangsregeling met [kind 2]. Volgens hem moeten ook de kosten voor de omgangsregeling tussen hem en [kind 3] in de berekening worden betrokken. De totale kosten van de beide omgangsregelingen bedragen € 74,-- per maand. De vrouw stemt hiermee in. Het hof zal dan ook rekening houden met een bedrag van € 74,-- per maand aan kosten van de omgangsregelingen met [kind 2] en [kind 3].
30. Vanaf 1 juli 2010 woont [kind 3] bij de man en heeft de man dus geen omgangsregeling met [kind 3] meer. Daarom zal het hof vanaf die datum alleen nog rekening houden met de omgangskosten voor [kind 2]. De man heeft gesteld dat hij met beide minderjarigen dezelfde omgangsregeling heeft dan wel had. Daarom zal het hof vanaf 1 juli 2010 alleen nog rekening houden met de helft van de totale kosten, namelijk € 37,-- per maand.
* De reiskosten ten behoeve van de omgangsregeling met [kind 2]
31. De man vraagt om in de draagkrachtberekening een bedrag op te nemen voor de reiskosten die hij maakt om omgang met [kind 2] te hebben. De vrouw is het daarmee niet eens. Volgens haar is het uitgangspunt dat geen rekening wordt gehouden met reiskosten die voor het uitvoeren van de omgangsregeling worden gemaakt.
32. Uit de Tremanormen volgt inderdaad dat de reiskosten die samenhangen met de omgangsregeling in beginsel buiten beschouwing worden gelaten. Toch zal het hof in deze zaak wel rekening houden met een bedrag aan reiskosten. De reden daarvoor is dat het redelijk is dat beide ouders de helft van de kosten van het halen en brengen van [kind 2] op zich nemen. Ter zitting van het hof heeft de man opgemerkt dat de vrouw [kind 2] niet bij hem wil brengen, noch [kind 2] wil komen ophalen, omdat zij zegt dat zij de reiskosten niet kan betalen. Het hof zal daarom het deel van de reiskosten, dat voor rekening van de vrouw zou zijn gekomen als zij de helft van het halen en brengen op zich zou nemen, meenemen in de draagkrachtberekening. De vrouw heeft niet ontkend dat de volledige reiskosten € 34,-- per maand zijn. Daarom zal het hof een bedrag van € 17,-- opnemen in de berekening.
* De verdeling van de draagkracht
33. De man moet bijdragen in de kosten van alle kinderen waarvoor hij onderhoudsplichtig is. Naast [kind 1] en [kind 2] is dit ook [kind 3]. Het hof zal de beschikbare draagkrachtruimte daarom verdelen over de drie kinderen. Sinds
1 juli 2010 verblijft [kind 3] bij de man. Vanaf die datum zal het hof de man aanmerken als alleenstaande en de draagkrachtruimte verdelen over de drie kinderen. Wel zal het hof vanaf die datum rekening houden met de toeslagen waarop de man recht heeft door het verblijf van [kind 3] bij hem.
* Berekening van de draagkracht
34. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige niet-betwiste bedragen, zoals die blijken uit de aan de bestreden beschikking gehechte draagkrachtberekening, wordt de draagkracht van de man als volgt berekend.
Periode van 16 oktober 2009 tot 1 januari 2010 (tarieven juli 2009)
Loon volgens jaaropgave 2009 € 27.565
Eigenwoningforfait € 688
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden € 6.785 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 6.097 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 21.468
- € 5.989 schijf 33,5%
- € 1.508 schijf 42,00%
Inkomensheffing box 1 € 7.497
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 27.565
Inkomensheffing box 1 € 7.497
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.511 -
Verschuldigde inkomensheffing € 3.986 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 23.579
Besteedbaar inkomen per maand € 1.964
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 907
Hypotheekrente € 565
Hypotheekaflossing / premie levensverz. € 48 +
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 501 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 90
Verplicht eigen risico € 13 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 148 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 43 -
Af: zorgtoeslag € 28 -
Ziektekosten € 180 +
Kosten omgangsregeling € 91 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.679 -
Draagkrachtruimte € 285
35. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 200,-- per maand, beschikbaar voor de kinderen voor wie de man onderhoudsplichtig is, namelijk [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Nu de man op grond van de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde bijdrage geen recht had op fiscaal voordeel buitengewone uitgaven kinderen en dit voordeel niet met terugwerkende kracht kan worden verkregen, zal het hof het fiscaal voordeel buiten beschouwing laten. De man heeft derhalve een bedrag van in totaal € 200,-- per maand beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Dit is een bedrag van € 67,-- per kind per maand.
Periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2010 (tarieven januari 2010)
Loon volgens jaaropgave 2009 + verhoging 1,0% + eenmalig uitkering 0,5% € 27.980
Eigenwoningforfait € 688
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden € 6.785 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 6.097 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 21.883
- € 6.092 schijf 33,45%
- € 1.540 schijf 41,95%
Inkomensheffing box 1 € 7.632
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 27.980
Inkomensheffing box 1 € 7.632
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 3.476 -
Verschuldigde inkomensheffing € 4.156 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 23.824
Besteedbaar inkomen per maand € 1.985
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 909
Hypotheekrente € 565
Hypotheekaflossing / premie levensverz. € 48 +
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 501 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 90
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 150 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Af: zorgtoeslag € 26 -
Ziektekosten € 170 +
Kosten omgangsregeling € 91 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.671 -
Draagkrachtruimte € 314
36. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 220,-- per maand, beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Ook in deze periode kan de man niet met terugwerkende kracht aanspraak maken op het fiscaal voordeel buitengewone uitgaven kinderen. Gelet hierop kan de man met een bedrag van (€ 220,-- / 3 =)
€ 73,-- per kind per maand bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1], [kind 2] en [kind 3].
Periode van 1 juli 2010 tot 1 april 2011 (tarieven juli 2010)
Loon volgens jaaropgave 2009 + verhoging 1,0% + eenmalig uitkering 0,5% € 27.980
Eigenwoningforfait € 688
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden € 6.785 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 6.097 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 21.883
- € 6.094 schijf 33,45%
- € 1.537 schijf 41,95%
Inkomensheffing box 1 € 7.631
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 27.980
Kindgebonden budget € 1.242 +
Totale inkomsten € 29.222
Inkomensheffing box 1 € 7.631
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 7.281 -
Verschuldigde inkomensheffing € 350 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 28.872
Besteedbaar inkomen per maand € 2.406
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 913
Hypotheekrente € 565
Hypotheekaflossing / premie levensverz. € 48 +
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 501 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 90
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 150 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Af: zorgtoeslag € 26 -
Ziektekosten € 170 +
Kosten omgangsregeling € 54 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.638 -
Draagkrachtruimte € 768
37. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 538,-- per maand, beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Ook ten aanzien van deze periode komt de man niet in aanmerking voor het fiscaal voordeel buitengewone uitgaven kinderen. De man heeft dus een bedrag van in totaal € 538,-- per maand beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Dit is een bedrag van € 179,-- per kind per maand.
Periode vanaf 1 april 2011 (tarieven januari 2011)
Loon volgens jaaropgave 2009 + verhoging 1,0% + eenmalig uitkering 0,5% € 27.980
Eigenwoningforfait € 688
Rente en kosten van (hypothecaire) schulden € 6.785 -
Belastbare inkomsten uit eigen woning € 6.097 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 21.883
- € 6.147 schijf 33%
- € 1.365 schijf 41,95%
Inkomensheffing box 1 € 7.513
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 27.980
Kindgebonden budget € 1.242 +
Totale inkomsten € 29.222
Inkomensheffing box 1 € 7.513
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 7.357 -
Verschuldigde inkomensheffing € 156 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 29.066
Besteedbaar inkomen per maand € 2.422
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 920
Hypotheekrente € 565
Hypotheekaflossing / premie levensverz. € 48 +
Forfait overige eigenaarslasten € 95 +
Af: 'gemiddelde basishuur' € 210 -
Woonlasten € 498 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 90
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 150 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 44 -
Af: zorgtoeslag € 26 -
Ziektekosten € 170 +
Kosten omgangsregeling € 54 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.642 -
Draagkrachtruimte € 780
38. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 546,-- per maand, beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. De man komt ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] in aanmerking voor het fiscaal voordeel buitengewone uitgaven kinderen. Dit voordeel bedraagt in totaal € 13,-- per maand. De man heeft dus een bedrag van in totaal € 559,-- per maand beschikbaar voor [kind 1], [kind 2] en [kind 3]. Dit is een bedrag van € 186,-- per kind per maand.
Het aandeel van partijen in de kosten van [kind 1] en [kind 2]
39. In beginsel dienen de onderhoudsplichtigen naar rato van hun draagkracht te voorzien in de kosten van de kinderen. Het hof zal daarom ook de draagkracht van de vrouw berekenen. Aan de hand daarvan en van de draagkracht van de man zal worden vastgesteld in welke mate door ieder van partijen in de behoefte van minderjarigen moet worden voorzien.
40. Volgens de man werkte de vrouw tijdens hun huwelijk 24 uren per week, maar werkt zij nu 40 uren per week. Hij vindt dat daarom in de draagkrachtberekening van de vrouw het inkomen dat bij een werkweek van 40 uren hoort, als uitgangspunt moet worden genomen. De vrouw ontkent dat zij meer dan 24 uren per week werkt. Het is aan de man om de juistheid van zijn stelling aan te tonen. Uit de jaaropgave van de vrouw uit het jaar 2009 blijkt niet dat zij meer inkomsten heeft gehad dan hetgeen zij met een werkweek van 24 uren zou verdienen. Nu de man zijn stellingen verder niet heeft onderbouwd zal het hof daarom uitgaan van het inkomen dat blijkt uit de jaaropgave 2009.
41. De andere bedragen die de vrouw heeft genoemd zijn door de man niet weersproken. Aan de hand van die bedragen wordt de draagkracht van de vrouw aan de hand van de tarieven van juli 2009 als volgt berekend.
Loon volgens jaaropgave 2009 € 20.504
- € 5.989 schijf 33,5%
- € 1.103 schijf 42,00%
Inkomensheffing box 1 € 7.092
Inkomen voor aftrek inkomensheffing € 20.504
Kindgebonden budget € 1.320 +
Totale inkomsten € 21.824
Inkomensheffing box 1 € 7.092
Heffingskorting en standaard heffingskorting € 6.665 -
Verschuldigde inkomensheffing € 427 -
Besteedbaar inkomen per jaar € 21.397
Besteedbaar inkomen per maand € 1.7.83
Bijstandsnorm inclusief vakantiegeld € 907
Kale huur € 544
Af: huurtoeslag € 268 -
Af: 'gemiddelde basishuur' € 207 -
Woonlasten € 69 +
Nominale premie basisverzekering ZVW € 60
Premie aanvullende ziektekostenverzekering € 20 +
Door werkgever ingehouden bijdrage ZVW € 110 +
Af: in bijstandsnorm begrepen deel ZVW € 43 -
Af: zorgtoeslag € 51 -
Ziektekosten € 96 +
Draagkrachtloos inkomen € 1.072 -
Draagkrachtruimte € 711
42. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve € 498,-- per maand, beschikbaar voor alimentatie voor [kind 1] en [kind 2].
43. Zoals het hof onder rechtsoverweging 14 heeft overwogen, is de behoefte van [kind 1] en [kind 2] € 300,-- per kind per maand. Op grond van de hiervoor opgenomen berekeningen bedraagt de voor alimentatie beschikbare draagkrachtruimte van de man in de periode van 16 oktober 2009 tot 1 januari 2010 € 67,-- per kind per maand, in de periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2010
€ 73,-- per kind per maand, in de periode van1 juli 2010 tot 1 april 2011 € 179,-- per kind per maand en in de periode vanaf 1 april 2011 € 186,-- per kind per maand. De vrouw heeft een bedrag van € 498,-- per maand, dus € 249,-- per kind per maand, beschikbaar voor [kind 1] en [kind 2].
44. Het aandeel van de man in de kosten van de kinderen wordt nu voor de periode van 16 oktober 2009 tot 1 januari 2010 als volgt berekend: € 300,-- / (€ 67,-- +
€ 249,--) x € 67,-- = € 64,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw bedraagt in die periode € 300,-- / (€ 67,-- + € 249,--) x € 249,-- = € 236,-- per kind per maand.
45. Voor de periode van 1 januari 2010 tot 1 juli 2010 wordt het aandeel van de man in de kosten van [kind 1] en [kind 2] als volgt berekend: € 300,-- / (€ 73,-- +
€ 249,--) x € 73,-- = € 68,-- per kind per maand. De vrouw moet in die periode een bedrag van € 300,-- / (€ 73,-- + € 249,--) x € 249,-- = € 232,-- per kind per maand bijdragen.
46. Voor de periode van 1 juli 2010 tot 1 april 2011 wordt het aandeel van de man in de kosten van de minderjarigen als volgt berekend: € 300,-- / (€ 179,-- + € 249,--) x € 179,-- = € 125,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw bedraagt in die periode € 300,-- / (€ 179,-- + € 249,--) x € 249,-- = € 175,-- per kind per maand.
47. Vanaf 1 april 2011 wordt het aandeel van de man in de kosten van de minderjarigen als volgt berekend: € 300,-- / (€ 186,-- + € 249,--) x € 186,-- =
€ 128,-- per kind per maand. Het aandeel van de vrouw bedraagt in die periode
€ 300,-- / (€ 186,-- + € 249,--) x € 249,-- = € 172,-- per kind per maand.
48. Het hof zal de bijdrage van de man in de kosten van [kind 1] en [kind 2] vaststellen op de bedragen die hiervoor zijn berekend.
Slotsom
49. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
wijzigt de beslissing van de rechtbank Leeuwarden van 20 december 2006 en bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren op [1994], en [kind 2], geboren op [2004], met ingang van 16 oktober 2009 op € 64,-- per kind per maand, met ingang van 1 januari 2010 op € 68,-- per kind per maand, met ingang van 1 juli 2010 op € 125,-- per kind per maand en vanaf 1 april 2011 op € 128,-- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, A. Dijkstra en
H.J. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2011 in bijzijn van de griffier.