`Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002728-09
Uitspraak d.d.: 16 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 7 november 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 februari 2011 en 2 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het verdachte ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel 'levensgevaar voor in die gebouwen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen'. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake zal veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. B.M.J.C. van Lee, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 februari 2008 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een (smalle) steeg/gang tussen twee gebouwen aan/nabij de [straat], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die steeg/gang een doos in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die steeg/gang aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die twee gebouwen en/of de in die gebouwen aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die gebouwen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 februari 2008 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een (smalle) gang tussen twee gebouwen aan de [straat], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die gang een doos in brand gestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die twee gebouwen of de in die gebouwen aanwezige inboedel te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 3 februari 2008 in een smalle gang tussen twee gebouwen opzettelijk brand gesticht. Door zijn handelen was gevaar voor de gebouwen en de inboedel van die gebouwen te duchten. Uit de stukken is evenwel gebleken dat het een relatief kleine brand betrof, die met één emmer water is geblust.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2010 is gebleken dat verdachte eerder onherroepelijk ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Uit een verdachte betreffend rapport van 17 januari 2011, van dr. [deskundige], psychiater bij de GGZ Drenthe, blijkt dat verdachte ter zake van een posttraumatische stress stoornis een (intensieve) psychiatrische behandeling ondergaat. Uit het rapport blijkt voorts dat verdachtes functioneren momenteel als stabiel valt te omschrijven en dat de psychotische symptomen met behulp van medicatie hanteerbaar zijn. De mantelzorg van zijn pleegmoeder, waarbij hij in huis woont, zorgt bovendien voor essentiële structuur en praktische en emotionele ondersteuning. Het wegvallen van die structuur, veiligheid en mantelzorg zouden kunnen leiden tot het snel terugkeren van de psychotische klachten.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan ziet het hof geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf, maar dan in geheel voorwaardelijke vorm, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, een passende en geboden bestraffing vormt. Oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke werkstraf zou met name de structuur, die voor het functioneren van verdachte essentieel is, op ongewenste wijze doorkruisen.
In de procedure in hoger beroep is sprake van onredelijke vertraging in de vervolging. Nu een voorwaardelijke werkstraf zal worden opgelegd, volstaat het hof met het oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.J. Niezink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 16 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. K. Lahuis en G.J. Niezink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.