ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ4859

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003005-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig bewijs in meinedige verklaring als getuige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte werd verweten dat hij op 22 september 2008 als getuige een meinedige verklaring had afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris in een strafzaak. Het hof constateerde dat het dossier enkel de verklaring van de verdachte bevatte die hij op 2 augustus 2008 had afgelegd, en de vermeende meinedige verklaring van 22 september 2008. Deze verklaringen vertoonden enige afwijkingen, maar er ontbrak een cruciaal wettig bewijsmiddel dat de feitelijke gang van zaken tijdens het incident kon bevestigen.

Het hof oordeelde dat om vast te stellen of de verklaring van de verdachte meinedig was, er ten minste één andere verklaring of wettig bewijsmiddel nodig was. De verklaring van een getuige die bij de rechter-commissaris was afgelegd, werd als onvoldoende specifiek beschouwd. Bovendien ontbrak de verklaring van het slachtoffer, die essentieel was voor de beoordeling van de zaak. Gezien het ontbreken van voldoende bewijs sprak het hof de verdachte vrij van het hem ten laste gelegde.

De advocaat-generaal had primair vrijspraak gevorderd en subsidiair, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de tenlastelegging.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003005-08
Uitspraak d.d.: 13 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 1 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, primair strekkende tot vrijspraak van verdachte van het hem ten laste en subsidiair, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, tot oplegging van een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.G. Doornbos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Verdachte op of omstreeks 22 september 2008, te en in de gemeente [gemeente], tijdens verdachtes verhoor als getuige door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Assen, in de strafzaak tegen [naam], na op de bij de wet bepaalde wijze de bij artikel 284, 2e lid, Wetboek van Strafvordering gevorderde eed of belofte te hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling en persoonlijk, opzettelijk de navolgende valse verklaring onder ede heeft afgelegd: "Vervolgens kwam [slachtoffer] naar buiten met zijn rechterhand op de rug. Hij liep op ons af. Wij stonden op gemeentegrond vlak voor het pad naar de woning. [slachtoffer] maakte een zwaaibeweging met zijn rechterarm. Ik hoorde [naam] au roepen. [naam] stond toen links naast mij op gemeentegrond. [slachtoffer] stond op zijn eigen grond vlak bij ons, ik denk dat de afstand nog geen meter was. In een keer zie ik [naam] [slachtoffer] een duw geven en vervolgens zie ik ze beiden op de grond liggen. Toen [naam] [slachtoffer] een duw gaf stond [slachtoffer] met zijn gezicht naar ons toe. Ik weet niet meer precies hoe het ging".
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Verdachte wordt verweten dat hij op 22 september 2008 als (beëdigd) getuige in een strafzaak tegen een derde, [naam], een meinedige verklaring heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Assen.
Het hof dient op grond van wettige bewijsmiddelen vast te stellen of de aldaar door verdachte afgelegde verklaring, zoals weergegeven in de tenlastelegging, al dan niet op waarheid berust.
In dat kader constateert het hof dat het dossier slechts de verklaring bevat die verdachte op
2 augustus 2008 ten overstaan van verbalisanten heeft afgelegd alsmede de hiervoor bedoelde verklaring van 22 september 2008. Vastgesteld kan worden dat deze verklaringen in enige mate van elkaar afwijken. Om vast te kunnen stellen dat laatstgenoemde verklaring meinedig is geweest dan wel dat verdachte bij de politie een (deels) leugenachtige verklaring heeft afgelegd, is evenwel tenminste één verklaring nodig, afgelegd door een ander dan verdachte dan wel een ander wettig bewijsmiddel, waaruit de feitelijke gang van zaken tijdens het betreffende incident (mede) kan blijken en waartegen de beide verklaringen van verdachte kunnen worden afgezet. De door de getuige [getuige] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring acht het hof te weinig specifiek voor dat doel. De - voor deze zaak cruciale - verklaring van [slachtoffer], waarvan het hof aannemelijk acht dat deze op enig moment is afgelegd, ontbreekt echter in dit dossier.
Dit leidt ertoe dat, daargelaten de vraag of verdachte zich bij de rechter-commissaris - met het oog op zijn psychische gesteldheid - in staat voelde om in vrijheid en naar waarheid te verklaren, het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het hof zal hem derhalve daarvan vrijspreken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 13 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.